Search
Close this search box.

Analyse gender

RoSa vzw neemt de partijprogramma’s van de zeven grootste Vlaamse partijen onder de loep

Met het oog op de verkiezingen van 9 juni analyseerde RoSa vzw de partijprogramma’s van de zeven grootste Vlaamse partijen. We gingen na welke visie en concrete beleidsvoorstellen zij formuleren rond een aantal kernthema’s op het vlak van gender. Het memorandum van de Vrouwenraad diende als richtsnoer in de keuze van de onderwerpen. Op basis van de actualiteit en de expertise van RoSa vzw vulden we de lijst met onderwerpen verder aan. Zo kwamen we tot de volgende onderwerpen:

  • Vertegenwoordiging en besluitvorming
  • Genderdatakloof en gezondheidszorg: met specifieke focus op menstruatiearmoede en -welzijn, endometriose en de perimenopauze
  • Mijn lichaam, mijn keuze: abortus, relationele en seksuele vorming, en het zelfbeschikkingsrecht om al dan niet een hoofddoek te dragen
  • Kinderopvang
  • Arbeid en zorg
  • Geweld

Per thema geven we de algemene visie van een partij weer, evenals haar concrete beleidsvoorstellen. Vervolgens duiden we de impact van hun visie en voorgestelde maatregelen op gendergelijkheid en breder op gelijke kansen. Je kan de informatie raadplegen per partij en/of per onderwerp:

Filter_Partij2

Abortus (cd&v)

Samenvatting

Het laatste hoofdstuk in het partijprogramma van cd&v is gewijd aan ethiek, waar zij onder andere haar standpunt rond abortus toelicht. “Het belang van het kind stellen we steevast voorop,” zo stelt de partij. “Maar ook de kwetsbaarheid van vrouwen die ongewenst zwanger worden en de beschermwaardigheid van het ongeboren leven worden in overweging genomen in onze visie voor de maatschappij. Daarin zorgen we voor bescherming en evenwicht.” (p. 430) cd&v wil in eerste instantie ongewenste zwangerschappen voorkomen door in te zetten op betaalbare, betrouwbare en toegankelijke anticonceptie. In het bijzonder wil de partij een tegemoetkoming voor langdurige anticonceptie. Voor niet-langdurige anticonceptie wil cd&v de leeftijdsgrens voor tegemoetkomingen optrekken van 25 naar 35 jaar (p. 24). Daarnaast erkent cd&v dat de verantwoordelijkheid voor anticonceptie, zowel financieel als psychologisch, nog steeds voornamelijk bij vrouwen ligt, terwijl ze dit als een gedeelde verantwoordelijkheid beschouwt (p. 25). De partij vindt het dan ook belangrijk om de betaalbaarheid van anticonceptie voor mannen te verbeteren, bijvoorbeeld door een tegemoetkoming in de prijs van condooms die via de apotheek worden aangekocht (p. 435).

Hoewel de nadruk bij cd&v op preventie ligt, erkent zij dat zwangerschapsafbreking soms “noodzakelijk en/of gewenst” is (p. 434). De partij pleit voor kwalitatieve en geïndividualiseerde begeleiding, waarbij vrouwen niet alleen kunnen rekenen op medische, maar ook op psychosociale begeleiding. Dit omvat voor de partij “een periode van 48 uur tussen de eerste aanmelding en de uitvoering van abortus”. De huidige wachttermijn van 6 dagen kan voor cd&v dus worden teruggebracht naar 48 uur (p. 434). Wel blijft abortus voor cd&v “niet zomaar een medische procedure, maar in wezen ook een ethisch vraagstuk waarbij er steeds respect moet zijn voor de keuzevrijheid van de vrouw en het beschermen van de foetus” (p. 434). Voor cd&v kan de wettelijke termijn daarom niet verder liggen dan op 14 weken na de bevruchting. In sommige extreme omstandigheden moet er echter een uitzondering mogelijk zijn, aldus cd&v. In geval van verkrachting of incest moet abortus mogelijk zijn tot 18 weken na de bevruchting.

cd&v geeft aan zich te baseren op “verschillende conclusies van het wetenschappelijk en multidisciplinair onderzoek naar de abortuswetgeving in ons land”. Ze verwijst enerzijds naar het feit dat abortus tot 14 weken mogelijk is via zuigcurettage en hierna een meer invasieve medische ingreep nodig is die “heel ingrijpend is voor de vrouw en complicaties met zich kan meebrengen” (p. 434). Anderzijds wijst cd&v op de pijnperceptie van de foetus, die volgens een studie uit 2021 vanaf 15 weken in werking zou kunnen treden. Dat is voor de partij een belangrijke ethische grens, waardoor zij zich “terughoudend [opstelt] tegenover deze lopende wetenschappelijke discussie” (p. 434). Tenslotte wijst de partij erop dat een termijn van 14 weken volstaat om 57% van de vrouwen die vandaag worden doorverwezen naar Nederland alsnog in België te kunnen helpen. De partij wil daarmee specifiek minderjarigen, werklozen, alleenstaanden en kortgeschoolde vrouwen helpen.

Impact

Hoewel cd&v aangeeft zich te baseren op het verslag van de nationale commissie dat er op haar verzoek kwam, gaat zij in tegen een aantal daarin geformuleerde adviezen, namelijk het afschaffen van de bedenktijd en het verlengen van de toegestane termijn tot 18 weken. De meeste experts pleiten voor een verlenging tot 20 of 22 weken. Slechts één expert stelde 18 weken voor, wat uiteindelijk werd uitgewerkt tot richtlijn. De studie waarnaar cd&v verwijst over de zogenaamde pijnperceptie van de foetus gaat over het reageren op een pijnprikkel, wat volgens experts niet hetzelfde is als pijn ervaren. De hersenactiviteit die daarvoor nodig is, ontwikkelt zich namelijk pas tussen de 22 en 26 weken na de conceptie. Een andere reden die cd&v aanhaalt, is de abortusmethode. Na 14 weken kan abortus namelijk enkel door een chirurgische ingreep die de partij als ingrijpend voor de vrouw beoordeelt en die complicaties met zich kan meebrengen. Dat argument geldt echter voor tal van andere chirurgische ingrepen waar de overheid zich niet mee inlaat. Voor cd&v is abortus niet louter een medische ingreep, maar ook een ethische kwestie. Daarmee bekijkt zij het vraagstuk rond abortus vanuit een collectief maatschappelijk perspectief, in plaats vanuit het perspectief van individuele ongewenst zwangere personen. Hoewel de partij verwijst naar de keuzevrijheid van vrouwen, gaat zij hier verder niet op in. Hoewel meer ongewenst zwangere personen die vandaag naar het buitenland of clandestiene milieus trekken voor een noodoplossing, geholpen zouden zijn door een verlenging van de termijn naar 14 weken, vermindert het voorstel van cd&v de tijdsdruk op ongewenste zwangeren slechts in beperkte mate. Ook het voorstel om de wachttermijn in te perken tot 48u betekent vooruitgang ten opzichte van de huidige 6 dagen, hoewel dit het moraliserend karakter van de huidige wetgeving in stand houdt. Een afschaffing zou dan ook bijdragen om het stigma rond abortus te doorbreken.

Samenvatting

Groen wil enerzijds abortus opnemen in de grondwet “als basisrecht voor vrouwen en mensen die zwanger kunnen worden” en anderzijds “de huidige wet aanpassen aan de inzichten van onafhankelijke experten” (p. 217). De partij wil abortus erkennen als een vorm van gezondheidszorg, zodat abortus onder noodzakelijke gezondheidszorg valt voor vrouwen en personen zonder wettig verblijf. Groen pleit voor de afschaffing van de verplichte wachttijd die vandaag zes dagen bedraagt en voor de verlenging van de termijn waarbinnen “abortus gepleegd kan worden” van 12 weken tot minstens 18 à 22 weken (p. 217). Ook wil ze dat personen die illegaal een abortus ondergaan gedecriminaliseerd worden en dat de toegang tot medicamenteuze abortus vergemakkelijkt wordt (p. 217). Opmerkelijk is dat Groen pleit voor het mogelijk maken van abortus voor minderjarigen zonder toestemming van ouders of voogd, wat vandaag echter al wordt voorzien door de abortuswetgeving (p. 217). Tenslotte pleit Groen voor een versterkte preventie van ongewenste zwangerschap door langdurige anticonceptie (implantaat of spiraal) terug te betalen (p. 218).

Ook wil Groen dat gendergelijkheid, seksuele en reproductieve gezondheid en rechten een leiddraad moeten vormen in Belgisch buitenlandbeleid. Zo vindt de partij dat de regering op Belgisch, Europees en internationaal niveau moet investeren in het bevorderen van deze rechten voor alle individuen, onder meer door financiering en technische bijstand te verlenen aan seksuele voorlichting, de toegang tot betaalbare anticonceptie te verbeteren en te pleiten voor veilige en legale abortusdiensten (p. 321). Vanuit een internationaal en mensenrechtenperspectief pleit Groen ervoor om het recht op veilige en legale abortus op te nemen in het Handvest van de Grondrechten van de EU, evenals de Verdragen van de EU (p. 320, 359).

Impact

Het verlengen van de wettelijke termijn tot 18 weken vermindert de tijdsdruk op ongewenst zwangeren die de huidige grens van 12 weken naderen.  Bovendien moeten personen die de huidige termijn van 12 weken al overschreden niet meer naar Nederland of het VK trekken, waar abortus mogelijk is tot 22 weken na bevruchting. Belangrijk is dat een abortus in het buitenland verhoogde kosten met zich meebrengt. In de huidige abortuswetgeving is de toegang tot abortus na 12 weken een privilege voor wie het kan betalen. De verlenging die Groen bepleit betekent democratisering van het recht op abortus. Het afschaffen van de bedenktijd helpt dan weer om het stigma rond abortus en moraliserend karakter van de huidige wetgeving terug te dringen. Iemand die om abortus vraagt verplichten om zich zes dagen te bedenken, insinueert namelijk dat die vraag onderdoordacht of zelfs verkeerd is. Door het recht op abortus op te nemen in de Grondwet, de Handvest van de Grondrechten van de EU, evenals de Verdragen van de EU, wordt deze vrijheid op zelfbeschikking wettelijk veiliggesteld en bevorderd in buitenlands beleid. Groen wil dat België actief seksuele en reproductieve rechten en vrijheden bevordert in het buitenland, wat kan bijdragen aan meer gendergelijkheid in het buitenland. Tenslotte is de roep om abortus voor minderjarigen mogelijk te maken zonder toestemming van ouders of voogd opmerkelijk vermits dit al wordt voorzien door de huidige wetgeving.

Samenvatting

Abortus komt niet aan bod in het partijprogramma van N-VA.

Impact

Het is opvallend dat N-VA niets zegt over abortus in haar partijprogramma. Het thema was immers voor haar een breekpunt tijdens de onderhandelingen voor het vormen van de nieuwe regering in 2020. De onenigheid over het thema leidde ertoe dat de mogelijkheid van een federale regering met N-VA op de klippen liep, waarna de Vivaldi-regering met cd&v werd gevormd, hoewel een versoepeling van de abortuswet ook voor hen onbespreekbaar was. Ook tijdens de afgelopen legislatuur werd een hangend wetsvoorstel dat de abortuswetgeving wil versoepelen opnieuw voorwerp van verhit politiek debat. Het is dan ook een belangrijk thema geworden in de verkiezingscampagnes in aanloop naar 9 juni waar verschillende partijen zich rond profileren. Dat N-VA haar standpunt hierover niet toelicht, is dus opvallend. De partij heeft immers wel degelijk een uitgesproken standpunt over abortus: zij is namelijk tegen de uitbreiding van de legaal toegestane termijn en tegen de afschaffing of inkorting van de verplichte bedenktijd. Dat zijn twee punten waar de vrijzinnige en feministische bewegingen al lange tijd voor strijden en die eveneens deel uitmaken van het hangend wetsvoorstel dat de steun heeft van een onafhankelijke onderzoekscommissie en van de partijen Open Vld, Groen, Vooruit en PVDA. Momenteel is abortus wettelijk toegestaan tot 12 weken na de bevruchting. Wie niet op tijd weet ongewenst zwanger te zijn of tijdig een beslissing neemt, is genoodzaakt om toevlucht te zoeken in clandestiene milieus of naar Nederland te trekken, waar abortus mogelijk is tot 22 weken na de bevruchting. Abortus in het buitenland gaat echter gepaard met verhoogde kosten, waardoor abortus na 12 weken in de praktijk als een privilege kan worden beschouwd. Een uitbreiding van de toegestane termijn in België wordt dan ook aangeraden door experts om sociale uitsluiting tegen te gaan. Het terugbrengen van de verplichte wachtperiode van zes dagen tot 48 uur, of een volledige afschaffing ervan is belangrijk om het stigma rond abortus op te heffen en het moraliserend karakter van de huidige wetgeving terug te dringen.

Samenvatting

In een hoofdstuk getiteld ‘handen af van onze vrijheden’ geeft Open Vld resoluut aan niet te zullen toestaan dat ethische kwesties zoals abortus worden ingeperkt of onbespreekbaar gemaakt. Het parlement en beleidsmakers moeten steeds vrij kunnen discussiëren (en stemmen), zo merkt de partij op (p. 116). Een regeerakkoord mag geen beperkingen opleggen aan dergelijke fundamentele debatten (p. 116). Om die vrijheid en het “fundamenteel recht van vrouwen om te beslissen over eigen buik” te garanderen, wil Open Vld deze vrijheden en rechten verankeren in zowel de nationale wetgeving als de Grondwet (p. 105, 109). “Vrijheid is geen privilege, maar een recht,” aldus Open Vld. Open Vld pleit bovendien voor ‘an even closer union’ en wil liberale grondrechten ook Europees verankeren om ze te beschermen van “conservatieve en extreemrechtse krachten in Europa die de klok willen terugdraaien” (p. 96). De partij pleit voor een uitbreiding van de Handvest van de Grondrechten van de EU met verworven liberale burgerrechten zoals het homouwelijk en abortus, én om het toepassingsgebied ervan te verruimen (p. 96). Burgers moeten volgens Open Vld het handvest kunnen inroepen wanneer lidstaten hun liberale rechten schenden.

Daarnaast pleit Open Vld voor de uitbreiding van de wettelijk toegestane termijn om een zwangerschap af te breken van 12 naar 18 weken (p. 109). Tenslotte wil Open Vld seksuele gezondheid verbeteren via een nieuwe preventiecampagne over ongewenste zwangerschap en het gebruik van condooms om SOA’s te voorkomen (p. 130).

Impact

De focus van Open Vld ligt op het veiligstellen van de vrijheid om te kiezen voor abortus. Dit beoogt zij hoofdzakelijk door deze vrijheid wettelijk te verankeren, in de Grondwet enerzijds en in de Handvest van Grondrechten van de EU anderzijds. Inhoudelijk stelt zij enkel de toegestane termijn te willen uitbreiden van 12 naar 18 weken, maar gaat zij niet in op de huidige wachttermijn die vandaag nog steeds zes dagen bedraagt. Nochtans wordt die bekritiseerd door het wetenschappelijk comité waarnaar zij verwijst in haar programma, alsook door tal van hulpverleners en vrijzinnige en feministische bewegingen, die deze wachttermijn als paternalistisch en een onnodige drempel beschouwen. De inkorting of volledige afschaffing van de wachttermijn zou bovendien bovendien helpen om het stigma en taboe rond abortus te doorbreken en het moraliserend karakter van de huidige wetgeving terug te dringen. De uitbreiding die Open Vld verdedigt is dan weer een goede zaak voor de vijfhonderdtal ongewenst zwangere personen die ieder jaar genoodzaakt zijn naar het buitenland te trekken, naar Nederland bijvoorbeeld waar abortus toegestaan is tot 22 weken na de bevruchting. Abortus in het buitenland gaat echter gepaard met verhoogde kosten, waardoor abortus na 12 weken in de praktijk als een privilege kan worden beschouwd. Een uitbreiding van de toegestane termijn in België wordt dan ook aangeraden door experts om sociale uitsluiting tegen te gaan. Dat Open Vld niet alleen de feministische retoriek van “het recht om baas te zijn in eigen buik” hanteert, maar bepleit dat abortus een recht hoort te zijn en geen privilege, erkent deze ongelijkheid.

Samenvatting

PVDA benadrukt het zelfbeschikkingsrecht als fundamenteel principe, samengevat in het motto ‘mijn lichaam, mijn keuze’. De partij vindt dat de pil gratis moet worden, ook voor wie ouder is dan 25 jaar, en dat langdurige contraceptie zoals het spiraal toegankelijker moet worden. Daarnaast wil ze gratis condooms voorzien bij de huisarts, op scholen en in publieke toiletten. De abortuswetgeving wil PVDA uitbreiden en democratiseren en de toegang tot abortus vereenvoudigen, met specifieke aandacht voor de drempels die vrouwen zonder papieren ervaren. Concreet wil de partij de wettelijke termijn uitbreiden van 12 naar 18 weken, de verplichte bedenktijd terugbrengen van 6 dagen naar 48u en abortus volledig uit het strafrecht halen. Tot slot wil PVDA dat abortus wordt opgenomen in de basisopleiding van artsen en dat het aantal abortuscentra wordt uitgebreid. Opmerkelijk is dat PVDA pleit voor een doorverwijsplicht voor artsen die geen abortus wensen uit te voeren (recht op morele onthouding), wat echter al wet is sinds de laatste wijziging aan de abortuswetgeving in 2018 (pp. 492-3).

Impact

Het verlengen van de wettelijke termijn tot 18 weken vermindert de tijdsdruk op ongewenst zwangeren die de huidige grens van 12 weken naderen.  Bovendien moeten personen die de huidige termijn van 12 weken al overschreden niet meer naar Nederland of het VK trekken, waar abortus mogelijk is tot 22 weken na bevruchting. Belangrijk is dat een abortus in het buitenland verhoogde kosten met zich meebrengt. In de huidige abortuswetgeving is de toegang tot abortus na 12 weken een privilege voor wie het kan betalen. De verlenging die PVDA bepleit betekent democratisering van het recht op abortus. Ook de vereenvoudigde procedure is belangrijk voor inclusie. In het bijzonder vrouwen zonder papieren ervaren extra drempels om hun weg te vinden in alle administratie en doorverwijzingen. Hoewel het inkorten van de wachttermijn tot 48u vooruitgang betekent ten opzichte van de huidige 6 dagen, houdt dit het moraliserend karakter van de huidige wetgeving in stand. Iemand die om abortus vraagt verplichten om zich zes dagen te bedenken, insinueert namelijk dat die vraag onderdoordacht of zelfs verkeerd is. Een afschaffing zou, net zoals het volledig decriminaliseren van abortus, bovendien het stigma rond abortus helpen doorbreken. Abortus integreren in basisopleidingen van artsen en abortuscentra uitbreiden draagt  bij aan een betere en toegankelijkere abortuszorg. De roep om een doorverwijsplicht is opmerkelijk gezien die al tot wet werd gestemd tijdens de laatste wijziging van de abortuswetgeving in 2018.

Samenvatting

Abortus komt niet aan bod in het partijprogramma van Vlaams Belang.

Impact

Het is opvallend dat Vlaams Belang niets zegt over abortus in haar partijprogramma. Enerzijds omdat het een breekpunt bleek bij het vormen van de huidige regering in 2020, tijdens de afgelopen legislatuur opnieuw voorwerp werd van verhit politiek debat en ook vandaag wordt uitgespeeld in de verkiezingscampagnes in aanloop naar 9 juni. Anderzijds valt de stilte van Vlaams Belang over abortus op omdat de partij hierover wel degelijk een uitgesproken standpunt heeft: zij is namelijk tegen de uitbreiding van de legaal toegestane termijn en tegen de afschaffing of inkorting van de verplichte bedenktijd. Dat zijn twee punten waar de vrijzinnige en feministische bewegingen al lange tijd voor strijden en die eveneens deel uitmaken van een hangend wetsvoorstel dat de steun heeft van een onafhankelijke onderzoekscommissie en de partijen Open Vld, Groen, Vooruit en PVDA. Vlaams Belang daarentegen stelt op haar website dat de huidige abortuswetgeving “al ver genoeg gaat”. Momenteel legt een maximum toegestane termijn op voor abortus bepaald op 12 weken na de bevruchting. Wie niet op tijd weet ongewenst zwanger te zijn of tijdig een beslissing neemt, is genoodzaakt om toevlucht te zoeken in clandestiene milieus of naar Nederland te trekken, waar abortus mogelijk is tot 22 weken na de bevruchting. Abortus in het buitenland gaat echter gepaard met verhoogde kosten, waardoor abortus na 12 weken in de praktijk als een privilege kan worden beschouwd. Een uitbreiding van de toegestane termijn in België wordt dan ook aangeraden door experts om sociale uitsluiting tegen te gaan. Het terugbrengen van de verplichte wachtperiode van zes dagen tot 48 uur, of een volledige afschaffing ervan is belangrijk om het stigma rond abortus op te heffen en het moraliserend karakter van de huidige wetgeving terug te dringen.

Samenvatting

Op het vlak van abortus wil Vooruit dat “iedereen de vrijheid heeft om zélf te beslissen over eigen lijf en leven” (p. 232). Wie ongewenst zwanger is in België, zo stelt de partij, moet altijd voor abortus kunnnen kiezen zolang dat medisch en ethisch verantwoord is. Daarom wil ze seksuele en reproductieve rechten, waaronder abortus, verankeren als grondrechten (p. 233). Ook wil de partij abortuszorg erkennen als dringende medische hulp, zodat alle vrouwen, ongeacht hun statuut of levensomstandigheden, effectief toegang hebben tot de afbreking van een ongewenste zwangerschap. Door abortuszorg, net zoals euthanasiezorg, onder de definitie van gezondheidszorg onder te brengen, zijn personen bovendien beschermd door de wet op patiëntenrechten. Verder strijdt Vooruit voor een verdere versoepeling van de abortuswet, en wil de partij de termijn van 12 naar 18 weken verlengen, alsook de bedenktijd afschaffen, die zij als “betuttelend” beoordeelt. Vooruit pleit voor betaalbare abortuszorg en wil een eerste consult en begeleiding op afstand mogelijk maken. Tot slot wil de partij bijkomende gespecialiseerde multidisciplinaire abortuscentra oprichten om de beste zorg te voorzien (p. 233).

Vooruit pleit voor toegankelijke en betaalbare anticonceptie, en wil af van de leeftijdsgrens voor een extra tegemoetkoming van anticonceptie op voorschrift. Voorbehoedsmiddelen die hiv en andere soa’s helpen voorkomen, zoals PrEP en condooms, wil de partij eveneens goedkoper en toegankelijker aanbieden. Tot slot wil Vooruit blijven inzetten op sensibilisering rond een goede seksuele gezondheid (zie ook relationele en seksuele opvoeding).

Impact

Het verlengen van de wettelijke termijn voor abortus tot 18 weken vermindert de tijdsdruk op ongewenst zwangere personen die de huidige grens van 12 weken naderen. Ook zou een verlenging betekenen dat personen die dit maximumtermijn al overschreden niet meer naar Nederland of het VK moeten te trekken, waar abortus mogelijk is tot 22 weken na bevruchting. Belangrijk is dat een abortus in het buitenland verhoogde kosten met zich meebrengt. Onder de huidige abortuswetgeving is de toegang tot abortus na 12 weken dan ook vooral een privilege voor wie deze kosten kan dragen. De verlenging die Vooruit bepleit betekent democratisering van het recht op abortus. Het afschaffen van de bedenktijd helpt dan weer om het stigma rond abortus en moraliserend karakter van de huidige wetgeving terug te dringen. Iemand die om abortus vraagt verplichten om zich zes dagen te bedenken, insinueert namelijk dat die vraag onderdoordacht of zelfs verkeerd is.

Samenvatting

cd&v wil ouders vertrouwen geven en hen als primaire verzorgers respecteren, zonder overheidsinmenging in de opvoeding (p. 55). De partij wil ouders voldoende tijd en middelen geven om zelf keuzes te maken over de zorg van hun kinderen: door die zorg zoveel mogelijk zelf op te nemen of door beroep te doen op professionele opvang (p. 57, 169). Daarom wil cd&v enerzijds investeren in toegankelijke, betaalbare en kwalitatieve kinderopvang, en anderzijds in voldoende, toegankelijke en financieel haalbare verlofmogelijkheden (p. 57).

Dat laatste wil cd&v bekomen door verlofstelsels te hervormen naar één ‘kindvolgend’ verlofkader. Ieder kind krijgt dan bij de geboorte een ‘rugzak’ met verlofrechten die gelden tot het 18 jaar wordt, of 21 jaar indien het kind een handicap of bijzondere zorgnood heeft. Die rechten zijn in eerste instantie bedoeld voor ouders, maar kunnen ook door andere verzorgers worden opgenomen. Stapsgewijs wil cd&v naar een uitbreiding tot 24 maanden verlof per kind, waarbij het recht op 15 weken moederschapsrust (waarvan 10 verplicht) behouden blijft. Ook wil de partij een gelijke opname tussen beide ouders stimuleren, en alleenstaande ouders de volledige rugzak toekennen. De anciënniteitsvoorwaarden wil zij versoepelen en uitkeringen verhogen door het aantal weken waaraan men boven 80% van het normale (bruto)loon vergoed krijgt te verdrievoudigen. Tot slot moet zorgverlof volgens cd&v meetellen voor de pensioenstelling en flexibel kunnen worden opgenomen, ook in een tiende van de arbeidstijd en gedurende een periode van weken in plaats van maanden (pp. 170-171). Ook andere zorgtaken (bijvoorbeeld voor zieke ouders, vrienden, kennissen) wil cd&v maatschappelijk waarderen en ondersteunen door het kluwen aan zorgverloven te harmoniseren en vervangen door één overzichtelijke verlofkoffer (p. 171).

cd&v erkent dat vrouwen vaker deeltijds werken dan mannen, en dat dit een aanzienlijke impact heeft op hun pensioen. Volgens de partij moet de overheid werknemers hierover beter informeren (p. 156). Belangrijk voor cd&v is meer mensen aan de slag te krijgen (p. 148). Zij focust daarbij op een aantal groepen, waaronder huisvrouwen en -mannen (p. 152). cd&v wil hen “aanmoedigen om aan de slag te gaan, maar niet verplichten” door outreachend te werken op lokaal niveau en drempels weg te werken (p. 150).

Om de combinatie werk-privé te verbeteren pleit cd&v voor flexibele arbeidsregelingen, zoals glijdende werkuren, schoolbeluren en telewerk (p. 156). Ook de dienstenchequesector is van cruciaal belang, aldus cd&v. De partij pleit voor een getrapte subsidiëring om de betaalbaarheid voor de middenklasse te bewaken en de lonen voor poetshulpen te verhogen. Het gaat daarbij om een basissubsidiëring in verhouding tot het aantal dienstencheques en een aanvullende subsidiëring die gekoppeld is aan voorwaarden rond arbeidsomstandigheden. Concreet zou een dienstencheque een euro duurder worden en zou de belastingaftrek beperkt kunnen worden, aldus cd&v (pp. 171-2).

Wat betreft de loonkloof pleit cd&v voor een snelle omzetting van de EU-richtlijn over loontransparantie, evenals een evaluatie en indien nodig aanpassing van de loonkloofwet (p. 155). Ook wil zij bedrijven stimuleren om de interne loonkloof te analyseren en door middel van een actieplan te verkleinen (p. 155). Tot slot pleit cd&v voor een inclusieve bedrijfscultuur met oog voor een goede werk en privébalans, sensibiliseringscampagnes met rolmodellen en een evenwichtige samenstelling van raden van bestuur en uitvoerende organen (p. 155) (lees meer bij vertegenwoordiging en besluitvorming).

De pensioenkloof wil cd&v tegengaan door een verplicht aanvullend pensioen, de pensioensplit als norm en een evenredige pensioenstelling, waarbij iedere gewerkte of gelijkgestelde dag telt en de huidige vereiste van een minimum aantal gewerkte jaren vervalt. Zo wil de partij ervoor zorgen dat wie deeltijds werkte om te zorgen voor het gezin niet uit de boot valt. Daarnaast wil cd&v op het vlak van pensioenen systematisch nagaan of maatregelen gegenderde effecten hebben (pp. 181-185).

Impact

Zorgverlofstels wil cd&v hervormen, in een kindvolgend verlofkader enerzijds en een zorgkoffer anderzijds voor bijvoorbeeld mantelzorg. Hoewel de partij benoemt dat de kindvolgende verlofrechten in eerste instantie bedoeld zijn voor ouders, beoogt zij deze open te stellen voor andere zorgfiguren om meer flexibiliteit te voorzien. Om gendergelijke rolpatronen te bevorderen is er echter nood aan een stimulans om ervoor te zorgen dat mannen en vrouwen verlof en zorg gelijk opnemen. Hoewel de partij dit  vermeldt, gaat zij hier niet concreet op in en blijft het dus onduidelijk hoe cd&v een gelijke opname van zorgverlof wil aanmoedigen. Dat is belangrijk omdat dominante genderstereotypen en de economische realiteit van de loonkloof maken dat vrouwen vanaf de geboorte nog steeds als primaire gezinsverzorger en mannen als primaire kostwinner worden aangemoedigd. Zorgverlofstels zijn dan ook belangrijke instrumenten om die gelijke rolpatronen doorheen de levensloop van het kind te onderhouden, en niet alleen de loopbanen maar zo ook de lonen en pensioenen van vrouwen en mannen gelijker te maken. De hervorming die cd&v voorstelt, kent alleenstaande ouders wel meer rechten toe en voorziet in meer gelijkheid tussen werknemers ongeacht hun statuut en anciënniteit. Ook zorgen de voorgestelde hogere uitkeringen ervoor dat zorgverlofstelsels financieel haalbaar en toegankelijker worden, specifiek voor alleenstaande ouders en ouders met een lager inkomen, en draagt zo bij aan het creëren van meer gelijke kansen.

De combinatie werk-privé verbeteren beoogt cd&v aan de hand van flexibele arbeidsregelingen, zoals tele- en thuiswerk of glijdende uren, die maximale werkregimes mogelijk maken. Goedkope dienstencheques zorgen er dan weer voor dat middenklasse gezinnen huishoudelijke taken kunnen uitbesteden, terwijl dit voor de lage inkomensgezinnen – waaronder vaak het personeel in de dienstenchequesector zelf – geen structurele oplossing biedt. Zorgarbeid wordt zo doorgeschoven tussen gezinnen, en creëert in eerste instantie meer ongelijkheid tussen vrouwen onderling gezien zorgarbeid – betaald of onbetaald – nog steeds voornamelijk door vrouwen wordt gedaan. Via een getrapte subsidiëring gekoppeld aan voorwaarden in de sector wil cd&v dienstencheques betaalbaar houden voor de middenklasse door ze slechts één euro duurder te maken, hoewel het belastingvoordeel wordt beperkt. Tegelijkertijd beoogt de partij op die manier de lonen en arbeidsvoorwaarden van poetshulpen te verbeteren, hoewel ze daar niet concreet op ingaat. De dienstenchequesector, waar voornamelijk vrouwen werken, verkeert momenteel in crisis. Loonsverhogingen en betere arbeidsvoorwaarden zouden dus een positief effect hebben op de lonen en arbeidsvoorwaarden van een grote groep kwetsbare vrouwen.

cd&v erkent dat vrouwen nog steeds ongelijk participeren op de arbeidsmarkt en gemiddeld minder verdienen dan mannen, en dat zij tegelijkertijd het gros van de zorgtaken op het thuisfront opnemen. Die feiten zijn dan ook met elkaar verbonden. Veel vrouwen werken deeltijds omdat het de enige manier is om werk, zorg en huishouden te combineren. Een stereotiepe rolverdeling, samen met hun vaak lagere loon, zorgt ervoor dat vooral vrouwen deeltijds werken. Echter, over deeltijds werk stelt cd&v louter parttimers te willen informeren over de impact op hun pensioen. Ook wil de partij huismannen en -vrouwen aanmoedigen om “aan de slag te gaan”, waarmee zij miskent dat onbetaalde zorgarbeid thuis ook werk is. De focus ligt daarmee op individuele verantwoordelijkheid met weinig oog voor structurele ongelijkheid, zoals de vicieuze cirkel van de loonkloof en genderstereotypen. Het ontbreekt cd&v dan ook aan voorstellen om genderongelijkheid inzake arbeid en zorg op beide fronten structureel weg te werken, thuis en op de arbeidsmarkt. Dat cd&v de loonkloof, die op vandaag nog steeds 20% uitmaakt, vermeldt maar niet met structurele maatregelen wil tegengaan, toont dat dit voor de partij bovenal het gevolg is van individuele keuzes en competenties. Op het vlak van de pensioenkloof schuift cd&v wel een aantal maatregelen naar voren om genderongelijkheid terug te dringen. Vooral het voorstel om iedere gewerkte dag te laten meetellen, evenals de pensioensplit is daarbij relevant. Wettelijk en aanvullend pensioen dat wordt opgebouwd tijdens het samenleven met een partner worden dan gelijk verdeeld.

Samenvatting

Groen streeft naar een gendergelijkwaardige samenleving waarin verantwoordelijkheden gelijk verdeeld worden en gezinnen tijd hebben voor elkaar. De partij wil moederschapsrust uitbreiden van 15 naar 20 weken, ongeacht het statuut van de moeder, en de uitkeringen optrekken (p. 160). Ook het recht op borstvoedingspauzes wil Groen uitbreiden van 9 maanden naar 1 jaar. Werkgevers moeten daarvoor een geschikte ruimte voorzien, aldus Groen (pp. 160-161). Geboorteverlof wil Groen automatisch toekennen en gelijkschakelen met moederschapsverlof (p. 160). Hiermee wil de partij zowel zwangerschapsdiscriminatie op de arbeidsmarkt tegengaan als een gendergelijke taakverdeling thuis aanmoedigen. Om diezelfde reden wil de partij een gelijke opname van zorgverlof stimuleren aan de hand van een genderbonus: wanneer beide ouders het volledige ouderschapsverlof van vier maanden opnemen, wil Groen ze samen drie maanden extra verlof toekennen (p. 274). Ook pleit Groen voor de verlenging en harmonisering van zorgverloven, de afschaffing van anciënniteitsvoorwaarden, hogere uitkeringen en een gelijkstelling in de pensioenstelling (p. 7). Zo wil Groen elke (pleeg)ouder toegang geven tot zorgverloven, ongeacht statuut, aantal werkuren of anciënniteit bij een werkgever. Momenteel is zorgverlof niet overdraagbaar tussen ouders en dat wil de partij zo behouden om een gelijke taakverdeling te stimuleren. Wanneer echter alle zorg bij één ouder ligt, moet die recht krijgen op het zorgverlof van de afwezige of overleden ouder (p. 161). Uitkeringen wil Groen optrekken tot minimaal 82% van het brutoloon. In het bijzonder voor mensen met een laag inkomen wil de partij uitkeringen verhogen door het invoeren van een ondergrens die gelijk staat aan het minimumloon. Ook wil Groen het verlof voor mantelzorg harmoniseren en verbeteren door flexibeler voorwaarden voor wie dit verlof kan opnemen. Op termijn wil de partij de duur van het verlof ook aanpassen aan de realiteit, dat wil zeggen uitbreiden (pp. 161-162). Tenslotte wil Groen de mogelijkheid onderzoeken om grootouderschapsverlof in te voeren in België (p. 160) en pleit zij voor het bevriezen van werkloosheidsuitkeringen gedurende de periode van de moederschapsrust en het uitbreiden van ontslagbescherming bij zorgverloven van 3 maanden naar 1 jaar (p. 7, 160).

Onbetaalde zorgarbeid wil Groen beter waarderen door middel van een welvaartsgarantie . Dit houdt in dat een deel van het inkomen losgekoppeld wordt van betaalde arbeid op de arbeidsmarkt. De partij beschrijft het voorstel als een realistisch alternatief op het basisinkomen om individuele keuzes over de individuele arbeidsduur eenvoudiger te maken (pp. 157-158). Zolang dit geen realiteit is, wil Groen inzetten op financieel haalbare en toegankelijke (zorg)verlofstelsels. Ook collectieve arbeidsduurverkorting wil de partij aanmoedigen, onder meer door kortere werkweken te installeren in sectoren met hoge intensiteit en hoge flexibiliteit zoals de dienstencheque- en de bouwsector. Op termijn wil Groen evolueren naar een voltijdse werkweek van 32 uur met behoud van loon voor lage- en middeninkomens (pp. 158-159). Hiermee wil de partij iedereen de kans bieden om betaalde en onbetaalde arbeid, werk en vrije tijd evenwichtiger te verdelen. Tenslotte wil Groen onbetaalde zorg zichtbaar maken door deze beter te meten en monitoren (p. 158).

Volgens Groen kan de crisis in de kinderopvang, net als in andere zorgsectoren, enkel verholpen worden door betere arbeids- en loonvoorwaarden (p. 158). Ook huishoudhulpen, die andermans betaald werk mogelijk maken, moeten beter verloond en omkaderd worden, aldus Groen. De partij stelt dan ook dat kwalitatieve voorwaarden gekoppeld moeten worden aan de subsidiëring van de dienstenchequesector (p. 172). Zo moet er worden ingezet op preventie, bestrijding van discriminatie en ongewenst gedrag, minimale normen voor vorming en doorgroeimogelijkheden (p. 172). Ook wil Groen zowel het milieu als de gezondheid van huishoudhulpen beschermen door minimumeisen vast te leggen over poetsmateriaal en -producten (p. 166). Tenslotte wil Groen de bijdrage van klanten optrekken naar het niveau van andere gewesten en het fiscaal voordeel afbouwen. Die prijsstijging moet vooral werknemers in de sector ten goede komen, met een minimale loonsverhoging van 1 euro per uur. Ook de verplaatsingskosten moeten beter vergoed worden, met name door de werkgever. Groen roept sociale partners op om in hun cao’s te onderhandelen over een eindejaarspremie en syndicale premie (p. 143). De norm voor voltijds werk in deze sector specifiek moet volgens Groen stapsgewijs worden verlaagd van 38 naar 35 naar 30 uur. Uitbuiten van huishoudhulpen in de informele sector, voornamelijk kwetsbare vrouwen zonder verblijfsrecht, wil Groen tegengaan via een derdepartijsysteem met collectieve arbeidsovereenkomst en inspectiediensten, evenals een informatie- en ondersteuningspunt (pp. 173-174).

De loonkloof wijt Groen enerzijds aan de ondervertegenwoordiging van vrouwen in leidinggevende functies (p. 55) en anderzijds aan het feit dat vrouwen vaker deeltijds werken omwille van ongelijke verdeling van zorgtaken (p. 142, 145-146). Groen wil dan ook inzetten op het gelijkwaardig maken van loopbanen van mannen en vrouwen, bijvoorbeeld door de genderbonus en welvaartsgarantie. Daarnaast dringt Groen aan op de omzetting van de EU-richtlijn over loontransparantie en herziening van de loonkloofwet met duidelijke objectieven, controlemechanismen en sancties (p. 146). Met het oog op gelijke participatie op de arbeidsmarkt wil Groen genderstereotiepe studiekeuzes ontmoedigen en het glazen plafond wegnemen (lees meer bij vertegenwoordiging en besluitvorming) (p. 146). Bedrijven moeten volgens Groen actieplannen voorleggen, in overleg met de vakbonden, om de loonkloof te dichten. Tenslotte wil zij het recht op meer uren of voltijdse contracten afdwingbaar maken voor al wie onvrijwillig deeltijds werkt (p. 146).

De pensioenkloof wil Groen in eerste instantie dichtrijden door de voorgaande voorstellen om de loopbaan van vrouwen en mannen gelijker te maken. Daarnaast moet elke pensioenhervorming de genderdimensie voldoende centraal stellen, aldus Groen (p. 179). Ook wil de partij deeltijds werk laten valoriseren voor toegang tot de minimumpensioenen, gelijkgestelde periodes behouden en bijdragen van zelfstandigen in bijberoep laten meetellen voor extra pensioenrechten (p. 180). Tenslotte wil Groen pensioenvoordelen voor gehuwden uitbreiden naar wettelijk samenwonenden (p. 180).

Impact

Groen erkent dat vrouwen nog steeds ongelijk participeren op de arbeidsmarkt en daardoor gemiddeld minder verdienen dan mannen, en dat zij tegelijkertijd het gros van de zorgtaken op het thuisfront opnemen. Die twee feiten zijn dan ook met elkaar verbonden. Veel vrouwen werken deeltijds omdat het de enige manier is om werk, zorg en huishouden te combineren. Een stereotiepe rolverdeling, samen met hun vaak lagere loon, zorgt ervoor dat vooral vrouwen deeltijds werken. De voorstellen van Groen om de ongelijkheid op beide fronten weg te werken bieden een structurele aanpak van de problematiek. De uitbreiding van moederschapsrust naar twintig weken en gelijkstelling aan het geboorteverlof geeft ouders langer de tijd om zorg voor het kind gelijk te verdelen en maakt het mogelijk voor individuele gezinnen om gendergelijke rolpatronen te installeren vanaf de geboorte van een kind. Zorgverlofstels zijn immers belangrijke instrumenten om die gelijke rolpatronen doorheen de levensloop van het kind te onderhouden. De voorstellen van Groen geven deze maatregelen een boost. Bovenal de genderbonus is een belangrijk signaal en tastbare aanmoediging om gelijke opname van verlof en zorg aan te moedigen. Het automatisch toekennen van geboorteverlof voorkomt dan weer dat er vanuit de werkomgeving druk kan worden gezet om deze niet (volledig) op te nemen. De uitbreiding van moederschapsrust ondersteunt ook moeders die langer borstvoeding willen geven. Ook daarvoor heeft Groen oog: zij wil op termijn borstvoedingsverlof uitbreiden. De voorstellen van Groen dragen ertoe bij dat zorgverlof financieel haalbaar en toegankelijker wordt, specifiek voor alleenstaande ouders en ouders met een lager inkomen, en draagt zo bij aan het creëren van meer gelijke kansen.

Ook relevant in het kader van een gelijkere verdeling van arbeid en zorg binnen het gezin is de kortere werkweek die Groen verdedigt. Op termijn wil zij evolueren naar een 32-urenweek met behoud van loon voor lage- en middeninkomens. Op korte termijn ligt de focus op het stapsgewijs invoeren van een 30-urenweek in specifieke sectoren, waaronder dienstenchequesector (die momenteel in crisis verkeert en waar voornamelijk vrouwen werken) en de bouwsector (waar uitbuiting veel voorkomt en waar voornamelijk mannen werken). Dit zou een positief effect hebben op de lonen en arbeidsvoorwaarden van een grote groep kwetsbare vrouwen en mannen, en bijdragen aan meer gelijke kansen. Voor vrouwen specifiek, die vaker deeltijds werken, zou een nieuwe voltijdse norm meer financiële zekerheid bieden. Dit voorstel draagt dan ook bij aan het dichten van de loonkloof. Daarnaast is ook de welvaartsgarantie van Groen een belangrijke maatregel om de loonkloof terug te dringen, omdat die zou voorzien in een inkomen voor wie onbetaalde zorgarbeid verricht, voornamelijk vrouwen.

De maatregelen van Groen inzake arbeid en zorg zijn gericht op een cultuurverandering die komaf maakt met genderstereotypen die vrouwen als primaire gezinsverzorger en mannen als primaire kostwinner beschouwen. Tot slot zijn een aantal maatregelen, zoals het gelijkstellen, uitbreiden en aanmoedigen van gelijke opname van moederschapsrust en geboorteverlof, belangrijk om de discriminatie van vrouwen op de arbeidsmarkt tegen te gaan en de loon-, loopbaan- en pensioenkloof weg te werken. Ze versterken de financiële onafhankelijkheid van vrouwen en bieden meer vrouwen stabiele en volwaardige jobs met een degelijk loon. Armoede wordt bovendien bestreden door de welvaartsgarantie.

Samenvatting

N-VA pleit voor een gezonde combinatie werk-privé, waarbij de zorg voor kinderen en het uitoefenen van een job hand in hand gaan (p. 16). Telewerk, thuiswerk, glijdende uren en dienstencheques kunnen dat bevorderen, aldus N-VA. Daarom wil de partij de prijs voor dienstencheques laag houden, maar tegelijkertijd de sector wel “structureel gezond en levensvatbaar houden” door de arbeidsomstandigheden van poetshulpen te verbeteren (p. 16). Ook wil N-VA de ouderzorgstelsels aanpassen met meer flexibiliteit over wie de dagen kan opnemen (p. 34). Het ouderschapsverlof wil zij openstellen voor pleegouders (p. 16). Zelfstandigen die bevallen zijn wil zij niet voor één, maar voor twee kwartalen vrijstellen van sociale bijdragen na de zwangerschap (p. 23). De partij benadrukt het belang van van de loopbaanonderbrekingen en -verminderingen met zorgmotief, en wil de leeftijdsgrenzen van ouderschapsverlof en tijdskrediet met zorgmotief op elkaar afstemmen zodat het mogelijk is hiervan gebruik te maken tot het kind 12 jaar is (p. 16). Daarnaast wil N-VA deze stelsels, die verschillen in de publieke en private sector, harmoniseren (p. 16). Tenslotte wil de partij de terugvordering afschaffen voor wie de opname van tijdskrediet of loopbaanonderbreking voor de afloop van de minimumduur stopzet, en vervangen door een regeling waarbij de werknemers het recht op de aangevraagde maar niet opgenomen verlofdagen verliest voor de toekomst (p. 15).

Met betrekking tot de arbeidsmarkt heeft N-VA binnen het hoofdstuk “gelijke kansen in plaats van gelijke uitkomst” in het bijzonder aandacht voor vrouwen met een migratieachtergrond, die volgens N-VA nog steeds ondervertegenwoordigd zijn op de arbeidsmarkt (p. 88). De partij wil dan ook streng optreden tegen discriminatie op basis van herkomst, en wil deze groep kansen geven en hen zelfredzaam maken door in te zetten op integratie, taalcursussen en begeleiding naar de arbeidsmarkt (p. 88).

Voor de pensioenopbouw wil N-VA de effectief gewerkte loopbaanjaren (45 voor een volledig pensioen) en het loon sterker laten doorwegen in een pensioensysteem gebaseerd op punten. Wie één jaar het gemiddelde bruto inkomen verdient, krijgt één punt. Hiermee beoogt de partij te belonen wie veel gewerkt heeft. Een minimumpensioen kan voor N-VA worden toegekend na 35 loopbaanjaren bestaande uit effectieve arbeidsprestaties. Moederschapsrust, loopbaanonderbrekingen en -verminderingen met zorgmotief blijven evenwel gelijkgesteld omdat N-VA dit als maatschappelijk verantwoord beschouwt, in tegenstelling tot bijvoorbeeld langdurige werkloosheid, brugpensioen en landingsbanen. De gelijkstelling van dergelijke periodes wil de partij afbouwen (p. 36). Op voorwaarde dat zij er een equivalent aan een volledige loopbaan achter de rug hebben en minstens vijf jaar ononderbroken, werkelijk en wettelijk in België verblijven wil N-VA het pensioen van kwetsbare alleenstaanden, volgens N-VA dikwijls vrouwen, verhogen door een lager percentage van hun wettelijk pensioen in rekening te brengen voor de Inkomensgarantie voor Ouderen (IGO) (p. 18, 36). Tenslotte moeten zelfstandigen die bevallen vrij aanvullend pensioen kunnen blijven opbouwen in de periode na de zwangerschap waarin zij vrijgesteld zijn van sociale bijdragen (p. 23).

Impact

Afgezien van de uitbreiding van ouderschapsverlof voor pleegouders, wil N-VA zorgverloven vooral harmoniseren. Van een verlenging of hogere uitkeringen is geen sprake, en geboorteverlof voor vaders en meeouders wordt zelfs niet vermeld in het partijprogramma van N-VA. Belangrijk is bovendien dat N-VA voorstander is om ouders meer vrijheid te geven rond wie verlof opneemt in de eerste levensmaanden van een kind. Om gendergelijke rolpatronen te bevorderen is er echter nood aan een stimulans om verlof en zorg gelijk op te nemen tussen beide partners. De huidige ongelijkheid tussen moederschapsverlof en geboorteverlof, in combinatie met dominante genderstereotypen en de economische realiteit van de loonkloof, maken dat vrouwen vanaf de geboorte als primaire gezinsverzorger en mannen als primaire kostwinner worden aangemoedigd. Zorgverlofstels zijn dan ook belangrijke instrumenten om die gelijke rolpatronen doorheen de levensloop van het kind te onderhouden, en niet alleen de loopbanen maar zo ook de lonen en pensioenen van vrouwen en mannen gelijker te maken.

De combinatie werk-privé verbeteren gaat bij N-VA vooral over werk haalbaar maken voor wie ook kinderen heeft, in plaats van meer ruimte te creëren voor zorg voor het gezin voor wie werkt. De maatregelen die N-VA voorstelt, zoals tele- en thuiswerk of glijdende uren, zijn er dan ook vooral op gericht de nodige flexibiliteit te voorzien om maximale werkregimes mogelijk te maken. Goedkope dienstencheques zorgen er dan weer voor dat middenklasse gezinnen huishoudelijke taken kunnen uitbesteden, terwijl dit voor de lage inkomensgezinnen – waaronder vaak het personeel in de dienstenchequesector zelf – geen structurele oplossing biedt. Zorgarbeid wordt zo doorgeschoven tussen gezinnen, en creëert in eerste instantie meer ongelijkheid tussen vrouwen onderling gezien zorgarbeid – betaald of onbetaald – nog steeds voornamelijk door vrouwen wordt gedaan. Naast de betere arbeidsomstandigheden die N-VA benoemt, is er ook urgente nood aan hogere lonen in deze sector die al enige tijd onder druk staat. Dat vraagt om investeringen of hogere prijzen. Vanuit het idee dat werk de beste bescherming biedt tegen armoede wil N-VA mensen maximaal activeren, in het bijzonder vrouwen met een migratieachtergrond die volgens de partij ondervertegenwoordigd zijn op de arbeidsmarkt. Opvallend is dat zij vooral spreekt over kansen geven en personen met een migratieachtergrond zelfredzaam maken door integratie, taalcursussen en begeleiding. De focus ligt daarmee op individuele verantwoordelijkheid met weinig oog voor structurele achterstellingsmechanismen zoals discriminatie, seksisme en racisme (lees meer bij Kif Kif). Dat N-VA de loonkloof, die op vandaag nog steeds 20% uitmaakt, zelfs niet vermeldt, toont dat dit voor de partij geen ongelijkheid is maar wel het gevolg van individuele keuzes en competenties. Diezelfde focus vertaalt zich ook in haar voorgestelde pensioenbeleid. De partij heeft weinig oog voor het feit dat vrouwen over het algemeen er een kortere en meer gefragmenteerde loopbaan op nahouden omwille van ongelijke taakverdelingen en hogere zorglasten. Haar voorstel om een volledig pensioen toe te kennen aan 45 effectief gewerkte jaren is ver boven het gemiddelde van vrouwen en zal de pensioenkloof daarmee enkel nog vergroten. Wel wil zij kwetsbare alleenstaanden, dikwijls vrouwen volgens N-VA, in de praktijk een hoger pensioen toekennen door een andere berekening voor de IGO, maar ook hier zijn 45 effectief gewerkte jaren de voorwaarde.

RoSa vzw

Kenniscentrum voor gender en feminisme

Contactpersoon pers:
Bieke Purnelle, directeur – 0488 46 09 43

Een woordje uitleg

Gender verwijst naar het geheel van dominante ideeën, sociale normen en maatschappelijke verwachtingen over mannelijkheid en vrouwelijkheid. Het gaat niet over persoonlijke opvattingen, maar over wat er leeft in de samenleving. Gender gaat over cultuur veeleer dan natuur. Welke eigenschappen vinden we typisch ‘vrouwelijk’ en welke ‘mannelijk’? Welke rollen en taken vinden we ‘normaal’ voor vrouwen, en welke voor mannen? Welk gedrag vinden we ‘gepast’ of juist ‘ongepast’ voor vrouwen en mannen? En hoe organiseren al die overtuigingen onze samenleving?

Sekse of biologisch geslacht daarentegen is puur biologisch. Het gaat dus over iemands biologisch geslacht en verwijst naar lichamelijke verschillen op het vlak van genen, genitaliën of geslachtsklieren die geslachtshormonen aanmaken. Het zijn verschillen die we kunnen vaststellen en waarover we feitelijke uitspraken kunnen doen. Het binaire model gaat uit van twee geslachten: mannen en vrouwen, met welomlijnde en van elkaar verschillende geslachtskenmerken. Maar er zijn ook mensen van wie de geslachtskenmerken niet binnen de klassieke tweedeling M/V vallen. Die mensen hebben een intersekse lichaam.

Genderidentiteit draait dan weer om het zelfbeeld en identiteitsgevoel van een individu. Hoe voelt iemand zich op het spectrum van mannelijkheid en vrouwelijkheid? Sluit dat gevoel aan bij het label dat die kreeg bij de geboorte? Genderidentiteit is hoogst persoonlijk en kan niet bepaald worden door een ander. Sekse en genderidentiteit zeggen dus iets over het lichaam en identiteitsgevoel van een individu, terwijl gender iets zegt over de verwachtingen en de structuren in de samenleving. Hoewel de samenleving verwacht mensen te kunnen indelen in binaire hokjes, is er dus veel meer diversiteit tussen mensen op het vlak van sekse of genderidentiteit.