Analyse handicap
GRIP vzw neemt de partijprogramma’s van de zeven grootste Vlaamse partijen onder de loep
Wat staat er in de verkiezingsprogramma’s over gelijke kansen voor personen met een handicap? Dat wilden we nagaan en bij elkaar te zetten. De basis voor deze analyse zijn de aandachtspunten die we zelf hebben geformuleerd in zomer 2023 in ons verkiezingsdossier. De aandachtspunten op vlak van Wonen, Inkomen, Onderwijs, Werk, Welzijn en Mobiliteit kwamen ook aan bod in het Verkiezingsdebat dat we organiseerden op de REVA-beurs op 9 december 2024.
- Lees ons verkiezingsdossier
- Bekijk het overzicht met de 66 aandachtspunten uit ons verkiezingsdossier
We analyseerden in welke mate onze aandachtspunten aan bod komen in de partijprogramma’s van de zeven grootste Vlaamse partijen. Daarbij hebben we gefocust op de vraag of ons aandachtspunt concreet benoemd wordt. Komt het thema aan bod? Wil men ons aandachtspunt uitvoeren? Of benoemt men juist het tegengestelde? We zetten de relevante citaten uit de verkiezingsprogramma’s op een rij en behouden daarbij de letterlijke formuleringen. Als er geen duidelijke en concrete formulering is, dan nemen we over dit punt niets over.
Deze analyse was best een uitdagende oefening. Sommige verkiezingsprogramma’s bevatten erg veel informatie en zijn zeer lijvig. We zijn dan ook van start gegaan aan de hand van zoekwoorden. Voor elk punt hebben we handicap en ‘beperking’ gebruikt. Verder gebruikten we per aandachtspunt nog andere specifieke zoekwoorden. Wie wil kan die lijst opvragen bij info@gripvzw.be.
Wat viel op?
Er zijn grote verschillen tussen de partijprogramma’s. Op het vlak van handicap hebben sommige partijen veel meer visie en maatregelen ontwikkeld en weergegeven in hun programma dan andere. Soms geeft een partij in heel algemene termen haar visie weer zonder daarbij duidelijke maatregelen te formuleren. Soms schetst een partij dan wel een duidelijk beeld van haar uitgangspunt, maar lijkt de maatregel ons onvoldoende om vooruitgang te kunnen boeken.
In deze analyse bieden we geen grote beschouwingen, maar proberen we vrij droog weer te geven wat er in de partijprogramma’s staat en aan te geven wanneer er geen of onvoldoende informatie is. We garanderen niet dat we niets over het hoofd hebben gezien, maar zijn ervan overtuigd dat onze analyse u een overzicht en extra inzichten kan geven.
Inleiding en aandachtspunten GRIP
Gelijke kansen en gelijke rechten voor personen met een handicap is het streven van GRIP. We zijn dan ook tevreden dat inclusie van personen met een handicap deel uitmaakt van het Vlaams gelijkekansenbeleid. Een gelijkekansenbeleidsplan zet daarvoor de koers uit. Het is evenwel duidelijk dat die gelijke kansen en gelijke rechten voor personen met een handicap nog niet gerealiseerd zijn. Verschillende indicatoren blijven rood kleuren. Inzetten op inclusie van personen met een handicap is hoe dan ook een overheidsbrede verantwoordelijkheid. Een sterke coördinatie en bij momenten ook aansturing is daarom aangewezen, steeds met het VN-Verdrag Handicap voor ogen.
Dit zijn de aandachtspunten in het Verkiezingsdossier van GRIP:
-
- Sterker mandaat voor (minister van) Gelijke Kansen die de uitvoering van het VN-Verdrag kan stimuleren
- Expertise en beleidsvoorbereidend onderzoek aangestuurd vanuit gelijke kansen
- Voortgang van omslag naar inclusie en realisatie van VN-Verdrag Handicap monitoren
- Beleidsparticipatie erkennen via erkenning en ondersteuning van een kwalitatieve werking van NOOZO
- Praktijktesten inzetten om antidiscriminatiewetgeving te handhaven
- Effectieve werking mensenrechtenorganen monitoren en daaropvolgend versterken
- Afstemming van regelgeving op VN-Verdrag Handicap en op omslag naar inclusie regelen
- Juridisch sterkere verankering van het recht op toegankelijkheid
- Betere verankering van het recht op inclusie en recht op ondersteuning in gelijkekansendecreet
Wat zeggen de partijen hierover concreet?
- Regel 1855 – 1858: “We voorzien voldoende middelen voor erkende handicaporganisaties en adviesraden inzake handicap (zoals de Nationale Hoge Raad voor Personen met een Handicap) zodat ze als volwaardige partners mee het beleid ten aanzien van personen met een handicap kunnen voorbereiden, vormgeven en evalueren.”
- Regel 3211 – 3212: “We moeten dan ook maatregelen nemen om discriminatie actief op te sporen en te bestrijden. Daarom is cd&v voorstander van het organiseren van praktijktesten (correspondentietesten) om discriminatie op te sporen.”
- Regel 6068 – 6074 : “ De inspectiediensten moeten voldoende onderzoeksmiddelen en -bevoegdheden krijgen om discriminatie op basis van handicap te onderzoeken. Hierbij denken we aan het toelaten van correspondentietesten, zodat de Vlaamse inspectiediensten de bevoegdheden en middelen krijgen om ambtshalve gerichte correspondentietesten te (laten) uitvoeren op basis van zogenaamde ‘knipperlichten’, zoals na meldingen bij het Vlaams Mensenrechteninstituut of na de resultaten van (sectorale) zelfregulering.”
- Regel 3601 – 3602: “Maximale uitbouw van de samenwerking tussen de verschillende mensenrechteninstellingen in het land om een A-status te behalen.”
- 291: “Het regeerakkoord voorzag in een interfederalisering van het FIRM, en in een uitbreiding van zijn bevoegdheid, zodat het ook klachten kan ontvangen. Door de oprichting van een Vlaams Mensenrechteninstituut, is een volwaardige interfederalisering niet meer mogelijk. Groen pleit ervoor de interfederalisering van het Instituut op assymetrische wijze verder te zetten.Om het landschap van instellingen te vereenvoudigen, richten we een eenheidsloket op voor alle mensenrechteninstellingen, op alle niveaus. Elk instituut behoudt zijn bevoegdheid, maar de burger kan naar één mensenrechtenloket stappen, dat begeleidt en doorverwijst. Alleen verregaande samenwerking tussen de verschillende instellingen die ons land rijk is, in de vorm van een samenwerkingsakkoord, zal ervoor kunnen zorgen dat ons land kan voldoen aan de Principes van Parijs, de VN-standaarden voor mensenrechteninstellingen.”
- 291: “Op termijn evalueren we het gehele mensenrechtenlandschap, en vereenvoudigen we structureel waar mogelijk en wenselijk.”
- 50 (arbeidsmarkt): “Inspectiediensten worden bevoegd om non-discriminatie te handhaven door middel van proactieve praktijktesten. Bij inbreuken op het discriminatieverbod moeten passende sancties worden opgelegd. De inspectiediensten krijgen hiervoor extra middelen en menselijk kapitaal.”
- p. 14: “Groen wil de antidiscriminatiewetgeving handhaven door proactieve praktijktesten uit te voeren bij zowel makelaars als particuliere verhuurders.”
Onze aandachtspunten worden niet duidelijk overgenomen.
- Punt 450: “Het VN-verdrag inzake rechten van personen met een handicap werd in 2009 door België geratificeerd. Dit moet nog sterker geïmplementeerd worden om te komen tot een echte inclusieve samenleving. Dat kan op basis van degelijk beleidsvoorbereidend onderzoek, kwaliteitsvol cijfermateriaal en goede monitoring. In dit verband is ook de verdere uitbouw van de Handicaptenmonitor van Statistiek Vlaanderen noodzakelijk om te beschikken over uitgebreid en actueel cijfermateriaal.”
- Punt 27: (over werk): “(…) zetten in op correspondentietesten / praktijktesten om discriminatie tegen te gaan.”
- Punt 117: “Om gelijke kansen te waarborgen voor iedereen, zetten we in op praktijktesten op de huurmarkt. Eventuele discriminatie kan zo objectief in kaart worden gebracht. Het zal niet alleen zorgen om dit aan te pakken in individuele gevallen, maar ook om bewustwording te creëren over de gevolgen van discriminatie voor onze samenleving.”
- Punt 448: “De actuele Toegankelijkheidsverordening moet inhoudelijk worden aangepast en meer afdwingbaar gemaakt. Deze wordt permanent gemonitord, zodat de vooruitgang op het vlak van toegankelijkheid beter in kaart wordt gebracht.”
- 278: “Wij willen dat België het VN-Verdrag volledig implementeert. Wij willen een solidaire samenleving waar mensen met een handicap zich kunnen ontplooien en volop deelnemen aan de samenleving.”
- 277: “We detecteren en bestraffen discriminatie tegenover mensen met een handicap op de private woonmarkt met praktijktesten.”
- 466: “We geven inspectiediensten voldoende middelen om discriminatie op te sporen met proactieve en systematische praktijktesten. We bestraffen werkgevers die in de fout gaan, in verhouding tot de grootte van hun bedrijf.”
- p. 479 (over het Federaal Instituut voor de Rechten van de Mens): “Ook het FIRM wordt eindelijk een volwaardig interfederaal instituut, dat net zoals Unia aan de hoogste internationale kwaliteitseisen voldoet (statuut A) van strikte politieke onafhankelijkheid en beschikking over een fijnmazig lokaal netwerk van meldpunten in gemeenten, bedrijven en scholen.”
Onze aandachtspunten worden niet duidelijk overgenomen.
- Punt 922: “De rol van gelijkheidsorganen is cruciaal in het laagdrempelig aanpakken van racisme en discriminatie. We versterken hun positie en verzekeren hun onafhankelijkheid.”
- Punt 138: (over arbeidsmarkt): “Daarom zorgen we ervoor dat er systematisch praktijktesten gebeuren, die zowel sensibiliserend als sanctionerend werken.”
- Punt 186 (over huurmarkt): “Daarom voeren we praktijktesten in die het mogelijk maken om de discriminerende verhuurder individueel te sensibiliseren en bij herhaaldelijke overtredingen te bestraffen.”
Enkele globale vaststellingen
Geen van de partijen vermeldt het belang van de Vlaamse Adviesraad Handicap NOOZO. Enkel CD&V verwijst naar voldoende financiering voor beleidsparticipatie hoewel enkel specifiek naar Nationale Hoge Raad Personen met een Handicap op federaal niveau wordt verwezen.
Alle partijen behalve N-VA en Vlaams belang vermelden praktijktesten tegen discriminatie als middel om discriminatie op te sporen. cd&v en Open Vld vermelden geen sanctionering, Vooruit, Groen en PVDA wel.
Vlaams Belang pleit op vlak van praktijktesten expliciet voor de tegenovergestelde richting: “geen positieve discriminatie op de arbeidsmarkt, geen anonieme praktijktesten.” (p.31) en “geen invoering van praktijktesten voor het afsluiten van huurcontracten.” (p. 41). Vlaams Belang staat ook voor de “stopzetting en ontbinding van de miljoensubsidiëring van Unia”.
Inleiding en aandachtspunten GRIP
Personen met een handicap zijn al jaar en dag oververtegenwoordigd in de armoedecijfers. De situatie nu volgens cijfers van de Handicapmonitor van Statistiek Vlaanderen:- Het armoederisico lag in 2020 bij personen met een handicap dubbel zo hoog als bij personen zonder handicap: 16% van de personen met een handicap en 8% van de personen zonder handicap leefde volgens de EU-SILC-survey van 2020 (berekend op totale inkomsten van 2019) in een huishouden met een inkomen onder de armoederisicodrempel.
- In 2020 leefde 22% van de personen met een handicap in een huishouden waarvan de referentiepersoon zelf aangeeft dat men (zeer) moeilijk rondkomt met het beschikbare inkomen. Bij de personen zonder handicap ging het om 7%.
- Volgens de EU-SILC-survey van 2020 leefde 31% van de personen van 18 tot 59 jaar met een handicap in een huishouden met zeer lage werkintensiteit. Bij de personen zonder handicap ging het om 4%.
- Voldoende hoge uitkeringen realiseren voor alle burgers, ook personen met een handicap
- Loonsvervangende uitkeringen niet laten dalen bij samenwonen
- De toegang tot uitkeringen (integratietegemoetkoming) die bedoeld zijn voor compensatie van handicapkosten, vrijwaren
- Speciale aandacht voor onderbeschermd statuut onregelmatige werknemers
- Combinatieregeling deeltijds werk en uitkeringen uitwerken
- Zorgen voor heldere informatie over waar mensen recht op hebben
- Regel 2066 -2068: “We voorzien meer flexibele cumulatiemogelijkheden om de inkomensvervangende tegemoetkoming (IVT) te combineren met een inkomen uit arbeid. Op die manier verliezen mensen niet meteen hun volledige uitkering wanneer ze gaan werken.”
- Regel 2069: “De integratietegemoetkoming moet worden toegekend los van het inkomen en de gezinssituatie van de betrokkene.”
- p. 3: “We maken de samenleving klaar voor de stapsgewijze invoering van onze welvaartsgarantie tegen 2030. Wie met de bestaande bescherming nog steeds een gezinsinkomen onder de armoedegrens heeft, krijgt een bijpassing tot aan die armoedegrens. Bij wie werkt en een inkomen onder het mediaaninkomen heeft, passen we het inkomen bij tot een bedrag dat een stuk boven de armoedegrens ligt. Zo garanderen we dat werken altijd loont.”
- p. 3: “We trekken de sociale minima boven de Europese armoedegrens en verankeren de Europese armoedegrens in wet.”
- p. 3: “We maken werk van een individualisering van de rechten door het statuut van samenwonende af te schaffen. Dit betekent dat de uitkeringen waar alleenstaanden recht op hebben ook aan samenwonenden worden toegekend, zowel wat betreft de werkloosheidsuitkering als de ziekte-uitkering.”
- p. 3: “We verbeteren de situatie voor mensen met een handicap. Samenwonen of toegang tot werk mag voor hen geen negatieve financiële gevolgen hebben. Het moet mogelijk zijn om inkomen uit werk te combineren met een tegemoetkoming voor mensen met een handicap.”
- p. 148: “Tenslotte halen we volgende weeffouten uit het systeem: we schaffen de discriminatie van onregelmatige werknemers in ziekte en invaliditeit af waardoor meer mensen recht hebben op behoorlijke ziekte-uitkeringen.”
Onze aandachtspunten worden niet duidelijk overgenomen.
- Punt 118: “We streven naar een inclusieve aanpak die verschillende leefstijlen ondersteunt door flexibele woonvormen te faciliteren. Kinderen die voor hun ouders willen zorgen, grootouders die kleinkinderen in huis nemen, jongeren die willen samenwonen, mensen die willen woningdelen, een groep gepensioneerden die willen samenwonen in plaats van naar een woonzorgcentrum te gaan… Zij worden geconfronteerd met fiscale nadelen of komen in de problemen als iemand uitkeringstrekkend wordt. We werken de regelgevende drempels hierrond weg.”
- 277: “We verhogen de uitkeringen en tegemoetkomingen zodat alle personen met een handicap een inkomen hebben boven de armoededrempel.”
- 277: “We koppelen de inkomensvervangende tegemoetkoming los van het inkomen van de partner.”
Onze aandachtspunten worden niet duidelijk overgenomen.
- Punt 140. “De integratietegemoetkoming (die samenhangt met de handicap) moet behouden blijven bij ontslag of ziekte. Vandaag verliest iemand die zijn job verliest ook zijn integratietegemoetkoming. Dat is verkeerd, want wie zijn baan verliest, verliest natuurlijk niet plots zijn of haar handicap. Het is dus maar logisch dat de integratietegemoetkoming bij ontslag of ziekte behouden blijft.”
Enkele globale vaststellingen
Een divers beeld, verschillende partijen nemen wel een of een paar aandachtspunten van GRIP op.
Bijkomend: cd&v wil ook de toegang tot de benodigde informatie over de impact van werken op hun inkomsten en afgeleide sociale rechten centraliseren en vereenvoudigen (regel 6060-6062). cd&v wil ook dat de inkomensvervangende tegemoetkoming sneller wordt herberekend bij aan het werk gaan of juist jobverlies (regel 6056-6059).
Vlaams Belang stelt wel “een verhoging van de uitkeringen tot de armoedegrens” voor, maar koppelt toegang tot sociale zekerheid aan zaken als een taalverplichting, 8 jaar verblijf en 3 jaar werk. (p.35).
Inleiding en aandachtspunten GRIP
Er zijn weinig personen met een handicap zichtbaar op televisie. In 2020 was 1,5% van de actoren in de programma’s van de VRT-zenders (VRT 1, Canvas en Ketnet) iemand met een handicap. Daarmee doet de openbare omroep het wel beter dan de voorgaande jaren.
Volgens de Diversiteitsmonitor 2021 waren er 1,9% personen met handicap te zien op VRT. Doorheen de jaren begint zich een structurele verbetering af te tekenen (2018: 1,1% – 2019 en 2020: 1,5% – 2021: 1,9%)
Tussen de VRT-zenders onderling zijn er verschillen merkbaar. Bij VRT 1 lag het aandeel personen met een handicap op het scherm in 2020 het hoogst (1,6%), bij Canvas het laagst (1,3%). Bij Ketnet waren er 1,4% actoren met een handicap.
De representatie is echter verre van stereotype doorbrekend noch inclusie normaliserend. Vaak is er een focus op de beperking en worden mensen afgebeeld samen met andere mensen met een handicap. Een goede kwalitatieve monitoring door de overheid ontbreekt.
Dit zijn de aandachtspunten in het Verkiezingsdossier van GRIP:
- Streefcijfer schermzichtbaarheid bij de VRT optrekken
- Schermzichtbaarheid ook monitoren bij private en regionale omroepen
- Streefcijfer 3% tewerkstelling personen met een handicap bij de VRT vastleggen
- Expertendatabank evalueren op vlak van experten met een handicap
- Opdracht VRT om inclusieve beeldvorming te brengen uitwerken sterker invullen
- Regel 1865 – 1867: “We verhogen het streefcijfer schermzichtbaarheid van personen met een handicap bij de openbare omroep naar 3%. We moedigen de overige media aan om ook te voldoen aan dit streefcijfer.”
- Regel 1686-1687: “We zetten in op diversiteitsmonitoring van verschillende media en pleiten voor de opmaak van een jaarlijks voortgangsrapport dat rekening houdt met kwantitatieve en kwalitatieve representatie.”
- Regel 4372 – 4373: “De doelstellingen inzake diversiteit, zowel personeelssamenstelling als schermaanwezigheid, moeten omhoog.”
- p. 244: “Diversiteit in al zijn facetten – gender, leeftijd, beperking, etnische afkomst, …- in de organisatie en programmatie is daarbinnen evident: de bevolking is immers even divers. VRT zorgt voor een relevante afspiegeling van de samenleving in het bedrijf en op het scherm.”
Onze aandachtspunten worden niet duidelijk overgenomen.
Onze aandachtspunten worden niet duidelijk overgenomen.
Onze aandachtspunten worden niet duidelijk overgenomen.
Onze aandachtspunten worden niet duidelijk overgenomen.
- (hoewel niet specifiek over handicap): Punt 1006: “VRT moet werk maken van grotere representativiteit in het personeelsbeleid, zowel op als achter het scherm.”
Enkele globale vaststellingen
Weinig aandacht voor de beeldvorming van mensen met een handicap in de media. Enkel bij cd&v komt dit thema duidelijk aan bod. Daar merken we dat de cd&v pleit voor het verhogen van het streefcijfer schermzichtbaarheid naar 3% en het versterken van de monitoring van de diversiteit in alle media.
Algemeen stellen we vast dat er in de partijprogramma’s niet veel aandacht is voor media, VRT, openbare omroep en andere kanalen. Dit lijkt minder ene verkiezingsthema te zijn momenteel. Qua taalgebruik gebruiken de politieke partijen ondertussen wel allemaal personen met een handicap of personen met een beperking. Alleen Vlaams Belang heeft het op p. 67 nog over “mindervaliden”.
Inleiding en aandachtspunten GRIP
Toegang tot het openbaar vervoer is een essentiële vereiste voor de participatie van personen met een handicap. Niet kunnen gebruik maken van openbare voorzieningen op vlak van mobiliteit zorgt voor uitsluiting. Zonder toegankelijk openbaar vervoer hebben personen met een handicap niet in dezelfde mate als andere mensen toegang tot werkgelegenheid, onderwijs, het sociale en culturele leven enzovoort.
Dit zijn de aandachtspunten in het Verkiezingsdossier van GRIP:
- Brede toegankelijkheid van bussen en trams verder uitbouwen.
- Toegankelijke haltes: echt vooruitgang boeken
- Discriminatie mensen met scootmobiel opheffen bij De Lijn
- Bindende richtlijnen voor Vervoer op Maat
- Sterke beleidsparticipatie van personen met een handicap waarmaken
- Actieplan voor toegankelijkheid van het treinverkeer (inclusief assistentie)
- Regel 3503: “De toegankelijkheid van de haltes voor het openbaar vervoer moet verhoogd worden.”
- p. 91: “Mensen met een beperking moeten ook zonder reservatie van 24 uur op voorhand de trein kunnen nemen.”
- p. 91: “Alle voertuigen voor openbaar vervoer worden versneld toegankelijk gemaakt. Bus- en tramhaltes en trein- en metrostations worden verder toegankelijk gemaakt voor rolstoelgebruikers, kinderwagens en blinden en slechtzienden.”
- 98: “We verbeteren de toegankelijkheid van het openbaar vervoer (stations, perrons, voertuigen) voor mensen met een beperking.”
- Punt 446: “Vlaanderen universeel toegankelijk tegen 2050. We stellen de ambitie om Vlaanderen universeel toegankelijk te maken tegen 2050. We monitoren daarvoor de vooruitgang op tal van domeinen (mobiliteit, gebouwen, ruimtelijke ordening, informatie… ) en stellen bindende doelstelling op.”
- 283: “De NMBS heeft als doel om tegen 2025 150 van de 550 stations integraal toegankelijk te maken door het perron te verlagen, liften te installeren en blindegeleidelijnen te voorzien. Wij willen dit in een stroomversnelling brengen en tegen 2030 alle treinstations, maar ook alle bus, tram- en metrohaltes toegankelijk maken.”
- p. 283: “Wij pleiten ervoor om de EAK’s (Eerste Assistent Klanten) te behouden en te investeren in bijkomend personeel zodat elke persoon met een handicap in elk station vlot de trein kan nemen.”
- p. 69: “de modernisering van de NMBS-vloot, met positieve effecten voor het comfort, de stiptheid en de toegankelijkheid voor reizigers met beperkte mobiliteit en voor fietsers.”
- punt 689: “Het openbaar vervoer is van iedereen en moet er voor iedereen zijn. Zeker ook voor personen met een handicap of beperkte mobiliteit. De investeringen in toegankelijke haltes, stations en voertuigen moeten ervoor zorgen dat zoveel mogelijk mensen zelfstandig het openbaar vervoer kunnen nemen.”
- punt 970: “Continuïteit van assistentie, bijvoorbeeld bij gebruik van openbaar vervoer, moet eveneens de norm worden.”
Enkele globale vaststellingen
Bijna alle partijen zeggen wel iets over toegankelijkheid van het openbaar vervoer. PVDA zet er een timing op. Open Vld een algemene timing ook voor toegankelijkheid van infrastructuur maar die legt nog ver voor ons. Groen, Vooruit en PVDA benoemen het belang van het verzekeren van assistentie. Vlaams Belang blijft algemeen.
Bij cd&v vonden we ook exrta maatregelen terug: “ (…) Daarom werken we álle drempels weg. In ieder voertuig komt een leesbaar overzicht van alle haltes en voor wie slechtziend is, worden de haltes afgeroepen.” (regel 11172 – 11174)
Inleiding en aandachtspunten GRIP
Onderwijs is een basisrecht, net zoals eten en drinken. Het is onze plicht, en die van elke overheid, om dit recht voor alle kinderen en jongeren te waarborgen. Het is dan ook het fundament van de toekomstige samenleving. De kinderen van nu zijn de volwassenen van morgen.
In Vlaanderen krijgen kinderen/jongvolwassenen met een handicap nog altijd veel te weinig kansen om zich inclusief te ontplooien. De overheid voorziet niet dat de redelijke aanpassingen die leerlingen/studenten nodig hebben, worden aangeboden in een inclusieve setting. Hierdoor blijft Vlaanderen koploper in het segregeren van kinderen/jong volwassenen met een ondersteuningsnood binnen een onderwijscontext.
Hierdoor zijn personen met een handicap vaak laaggeschoold en dit heeft een impact op hun verder leven: inclusief werk vinden en zelfstandig wonen staan hierdoor voor die personen op de helling.
Dit zijn de aandachtspunten in het Verkiezingsdossier van GRIP:
- Vrijstelling van leerplicht herzien
- Inschrijvingsrecht beter beschermen
- Persoonlijke assistentie ter beschikking stellen
- Certificatie voor Individueel Aangepast Curriculum die gelijkwaardig is aan die in buitengewoon onderwijs
- Beleidsparticipatie van personen met een handicap en ouders organiseren
- Regelgeving rond kine en logo aanpassen
Wat zeggen de partijen hierover concreet?
- 134: “Onderwijs kan ook maar een sociale hefboom zijn, als de overheid erin slaagt voor alle jongeren het leerrecht te garanderen en te beschermen.”
- 191: “We nemen iedereen mee. We willen dat alle leerlingen op school een plaats kunnen vinden die bij hen past, en waar ze zichzelf kunnen zijn.”
- 194: “We beschermen het inschrijvingsrecht voor leerlingen met een verslag beter. We creëren een meldpunt voor zogenaamde “weigeringen onder tafel”, waarbij een school een leerling met een beperking officieus weigert.”
- 194: “Inclusief onderwijs kan pas waargemaakt worden door voldoende ondersteuning te voorzien in de klas. In het buitengewoon onderwijs zijn vandaag al multidisciplinaire teams aan de slag, waarin ook logopedisten, kinesisten of medisch personeel aangesteld kunnen worden. We creëren ook in het gewoon onderwijs meer mogelijkheden om personeel met andere profielen aan te stellen.”
- p. 194: “We werken de jarenlange wachttijden voor een persoonlijk assistentiebudget weg. Beroep kunnen doen op een assistent maakt het voor heel wat kinderen met een beperking beter haalbaar om school te kunnen lopen in het gewoon onderwijs.”
Onze aandachtspunten worden niet duidelijk overgenomen.
- p. 99: “Wij gaan 100% voor excellent onderwijs dat elke leerling in staat stelt zijn of haar volledige potentieel te bereiken, ongeacht zijn of haar achtergrond.”
- 252. “Elk kind is uniek en verdient het om volwaardig, zonder uitsluiting en segregatie op school, omarmd en ondersteund te worden.”
- p. 279 “We verplichten de overheid automatisch een budget toe te kennen aan iedereen die zorg en ondersteuning nodig heeft.”
Onze aandachtspunten worden niet duidelijk overgenomen.
- 137: “Sterk onderwijs betekent dat alle kinderen de kans krijgen om hun talent te ontwikkelen.”
Enkele globale vaststellingen
Al vermelden de partijen dat onderwijs met het grootste deel van het Vlaamse budget gaat lopen is er zeer weinig terug te vinden over waar we met ons onderwijs naartoe moeten. Elke partij spreekt wel over meer kwaliteitsvol onderwijs, excelleren en het niveau doen stijgen maar niet over hoe ons onderwijs er dan binnen 20 jaar dient uit te zien. Er worden ook zeer weinig tot bij sommige geen ambities uitgesproken voor leerlingen met een handicap. Het is duidelijk dat de partijen nog steeds niet overtuigd zijn dat kwalitatief onderwijs inclusief onderwijs is.
Bijkomende vaststellingen:
Bij Vlaams Belang vinden we niets over leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften, niets over inclusie dus ook niets over inclusief onderwijs.
PVDA schreef wel een aantal maatregelen neer om hun streefdoel voor “het opnemen van kinderen met een handicap in het reguliere onderwijs, zodat ze volwaardig kunnen deelnemen aan het leerproces” waar te maken. “Dit doen we door de budgetten voor leersteun te verhogen, en door ondersteuners kinderen met een handicap rechtstreeks in de klas te laten begeleiden. We betrekken kinderen en hun ouders actiever bij de zoektocht naar aanpassingen, en we breiden de lerarenopleiding uit. Via extra brede trajecten geven we leerkrachten meer vaardigheden en kennis over het lesgeven aan kinderen met een handicap, en over de uitdagingen van het lesgeven in een grootstedelijke context.”(p 252-253)
Vooruit vindt op p. 132: “Jongeren moeten maximaal in het gewoon onderwijs les kunnen volgen. We zorgen ervoor dat scholen voldoende handvatten hebben om leerlingen de juiste ondersteuning te bieden.” Vooruit heeft daarvoor heel wat ideeën, waaronder meer samenwerking tussen allerlei actoren, maar ook voldoende middelen voor de scholen voor zorg, expertiseversterking en mogelijkheden om kine en logo in gewoon onderwijs te versterken.
Groen vermeldt op p. 194 het VN-verdrag: “Voor kinderen met een beperking wil Groen de ambitie van inclusief onderwijs waarmaken, zoals omschreven in artikel 24 van het VN-verdrag voor de rechten van personen met een handicap. Een inclusieve schoolcarrière is immers het beste pad richting een inclusieve samenleving.”
N-VA blijft uitgaan van het Leersteundecreet, maar wil het blijven onderzoeken en indien nodig bijsturen. N-VA gaat echter vooral in op buitengewoon onderwijs, want “gewoon als het kan, buitengewoon als het beter is”, en daarbij kijken naar “types en onderwijsvormen”. De partij wil voortbouwen op pilootprojecten om ervoor te zorgen dat kinderen minder lang op de bus moeten zitten naar buitengewoon onderwijs en wil zelfs “knopen doorhakken voor een doortastend inschrijvingsdecreet buitengewoon onderwijs”.
cd&v wil een langetermijnstrategie maken over de legislaturen heen om te evolueren naar een inclusief onderwijs (p. 129). Hiervoor kijkt cd&v vooral naar maatregelen over buitengewoon onderwijs: aanpak capaciteitstekorten in het buitengewoon onderwijs, waarbij programmatienormen voor buitengewoon onderwijs kunnen worden bekeken, via het ‘eencampusmodel’ op meer plaatsen een geschikt aanbod realiseren, het leerlingenvervoer buitengewoon onderwijs,… cd&v wil wel “altijd voor ogen blijven houden dat de doelstelling op lange termijn een inclusief onderwijs moet zijn.”
Inleiding en aandachtspunten GRIP
In Vlaanderen blijven personen met een handicap stoten op ontoegankelijke gebouwen, ontoegankelijke publieke ruimte, ontoegankelijke informatie, enzovoort. De toegankelijkheid van de openbare ruimte en publiek toegankelijke gebouwen is echter, net als een goede spreiding van openbare diensten en voorzieningen, een belangrijk middel om volwaardig te kunnen deelnemen aan het maatschappelijk leven.
Dit zijn de aandachtspunten in het Verkiezingsdossier van GRIP:
- Niet-plan-afleesbare zaken voor nieuwbouw en renovatie gebouwen opnemen in bindende regelgeving
- Toepassing van de Stedenbouwkundige Verordening Toegankelijkheid voor nieuwbouw en renovatie handhaven
- Publiek toegankelijk gebouwen gefaseerd aanpassen zodat ze toegankelijk worden voor iedereen
- Betere dekking en spreiding van sociale voorzieningen, inclusief monitoring van de voortgang
- Regel 3466 – 3470: “We onderzoeken of het mogelijk is dat per beleidsdomein en per sector, in overleg, een duidelijk ambitieniveau op maat vastgelegd kan worden. De overheid moet de ambitie hebben om op termijn al haar gebouwen toegankelijk te maken”
- Regel 3469 – 3470: “We onderzoeken hoe, in de fase van oplevering van een bouwproject, de controle op toegankelijkheid versterkt kan worden.”
- Regel 3500 – 3501: “Publieke gebouwen moeten toegankelijk zijn voor mensen met een beperking. Er moet een duidelijke timing vastgelegd worden om alle openbare gebouwen toegankelijk te maken.”
- p. 269: “We verbeteren de toegankelijkheid van bestaande straten, voetpaden, openbare gebouwen en scholen. De overheid treedt ook actiever op bij het meer toegankelijk maken van winkels en horeca. Meer coördinatie, betere strategieën en objectieve doelstellingen zorgen voor inclusief gebruik en meer mobiliteit voor iedereen.”
Onze aandachtspunten worden niet duidelijk overgenomen.
- Punt 446: “Vlaanderen universeel toegankelijk tegen 2050. We stellen de ambitie om Vlaanderen universeel toegankelijk te maken tegen 2050. We monitoren daarvoor de vooruitgang op tal van domeinen (mobiliteit, gebouwen, ruimtelijke ordening, informatie… ) en stellen bindende doelstelling op.”
- Punt 448: “De actuele Toegankelijkheidsverordening moet inhoudelijk worden aangepast en meer afdwingbaar gemaakt. Deze wordt permanent gemonitord, zodat de vooruitgang op het vlak van toegankelijkheid beter in kaart wordt gebracht.”
- p. 283: “We maken een plan zodat alle openbare gebouwen toegankelijk zijn voor mensen met een handicap tegen 2030 en verplichten werkplekken maatregelen te nemen om dit eveneens in 2030 te realiseren.”
Onze aandachtspunten worden niet duidelijk overgenomen.
- Punt 966: “We lanceren op Vlaams niveau een Masterplan Universele Toegankelijkheid. Dat plan zorgt ervoor dat de publieke ruimte, de gebouwen, de dienstverlening en de manieren waarop we ons verplaatsen op een gefaseerde en inclusieve wijze toegankelijk worden voor iedereen.”
- Punt 967: “Dit Masterplan Universele Toegankelijkheid vertrekt vanuit een duidelijke visie waarbij we verwachten dat alle beleidsniveaus hun verantwoordelijkheid nemen en de nodige budgetten voorzien om deze omslag te maken op de kortst mogelijke tijdslijn.”
- Punt 967: “Inbreuken op de toegankelijkheidsverordering zullen ook worden gesanctioneerd.”
Enkele globale vaststellingen
Elke partij zegt wel iets over toegankelijkheid van gebouwen maar er zijn grote verschillen. Het vage ‘blijvende aandacht voor de toegankelijkheid van openbare gebouwen’ bij Vlaams Belang (p. 83) of “Vlaanderen moet integraal toegankelijk zijn” bij N-VA (p. 89) hebben we niet opgenomen.
Over een of meerdere concrete punten om vooruit te gaan die GRIP aangaf (controle en sanctionering van de toegankelijkheidswetgeving, niet-planafleesbare zaken regelen, plan voor gefaseerd toegankelijk maken van ontoegankelijke gebouwen, plan voor spreiding van sociale voorzieningen) vinden we een of meer passages terug bij Vooruit, PVDA, cd&v, Groen en Open Vld. PVDA is qua timing ambitieuzer dan Open Vld. Groen, Vooruit en cd&v vermelden geen timing.
Inleiding en aandachtspunten GRIP
De verschillende overheden in Vlaanderen en België slagen er vooralsnog niet in om hun voorbeeldrol op het vlak van tewerkstelling van personen met een handicap waar te maken. Het is duidelijk dat momenteel geen enkele overheid de vooropgestelde streefcijfers haalt. Het streefcijfer voor zowel het Vlaamse als het federale niveau ligt op 3%.
In Vlaanderen haalt de overheid 2,5%.
Percentage aantal personen met een handicap tewerkgesteld bij Vlaamse overheid
2013 |
2014 |
2015 |
2016 |
2017 |
2018 |
2019 |
2020 |
2021 |
2022 |
1,4 |
1,3 |
1,3 |
1,3 |
1,4 |
1,8 |
2 |
2,3 |
2,4 |
2,5 |
Het federale niveau haalt 1,09%.
Percentage aantal personen met een arbeidshandicap tewerkgesteld bij de Federale overheid
2013 |
2014 |
2015 |
2016 |
2017 |
2018 |
2019 |
2020 |
2021 |
2022 |
1,57 |
1,45 |
1,32 |
1,44 |
1,37 |
1,25 |
1,22 |
1,22 |
1,06 |
1,09 |
Opvallend gegeven is ook dat slechts 1 organisatie het quotum van 3% tewerkstelling van personen met een handicap behaalt, met name FODWerkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg.
De lokale besturen halen, op basis van een peiling in 2015, allemaal samen wel hun doelstelling van 2%, maar er zijn enorme verschillen, zowel in positieve als in negatieve zin. Er is echter nog geen optrekking van het streefcijfer van 2% voorzien. En voor OCMW’s blijven er uitzonderingen op het streefcijfer van 2% tewerkstelling.
Dit zijn de aandachtspunten in het Verkiezingsdossier van GRIP:
- Ambitieus strategisch meerjarenplan met hefbomen voor streefcijfer tewerkstelling opstellen en uitvoeren
- Van streefcijfers naar quota evolueren om tewerkstelling personen met een handicap hogere prioriteit te geven
- Meer beleid en investeringen om de tewerkstelling te vergemakkelijken.
- Diversiteitsquota voor uitbestedingen van diensten van de overheden
Tewerkstelling in maatwerkbedrijven niet laten meetellen in registratie tewerkstelling bij overheden
Wat zeggen de partijen hierover concreet?
- Regel 16171 – 16172: “De overheid heeft een voorbeeldfunctie voor wat de tewerkstelling van kansengroepen betreft. Vooral voor de tewerkstelling van personen met een handicap of een chronische ziekte, moeten de inspanningen verhoogd worden.”
- 268: “De overheid heeft een belangrijke voorbeeldfunctie op vlak van diversiteit en gelijke kansen. Om een geloofwaardig beleid te voeren rond gelijke kansen moet de overheid de beste leerling van de klas zijn. Groen wil dat streefcijfers bindend worden.”
Onze aandachtspunten worden niet duidelijk overgenomen.
Onze aandachtspunten worden niet duidelijk overgenomen.
- 469: “We leggen streefcijfers en positieve acties op voor personeelsdiversiteit in openbare diensten en in de privésector.”
- 469: “Gelijkheidsbeleid wordt een voorwaarde voor openbare aanbestedingen en subsidies.”
Onze aandachtspunten worden niet duidelijk overgenomen.
- Punt 92: “Het overheidspersoneel moet een afspiegeling zijn van de beroepsbevolking. Streefcijfers en positieve actie bij de overheid zijn daarbij belangrijk en worden uitgebreid naar sectoren die gereguleerd en gesubsidieerd zijn door de overheid. Het al dan niet behalen van streefcijfers wordt meegenomen in de evaluatie van leidinggevende ambtenaren.”
Enkele globale vaststellingen
cd&v, Groen, Vooruit, N-VA en PVDA benoemen dat de overheid het goede voorbeeld moet geven en voor voldoende diversiteit in het eigen personeel te zorgen. Vooruit, Groen en PVDA nemen bindende(re) maatregelen op, cd&v stelt iets vager dat inspanningen verhoogd moeten worden om de streefcijfers te halen. cd&v geeft in regel 16153 – 16163 wel heel wat argumentatie waarom, met zelfs cijfers over de tewerkstelling van personen met een handicap bij de Vlaamse en federale overheid.
N-VA stelt dat de ambitieuze streefcijfers bij de Vlaamse Overheid een positief effect hebben gehad op de diversiteit van het personeelsbestand bij de Vlaamse administraties, en wil hier verder blijven op inzetten ook bij de federale overheid. De partij geeft geen concrete voorstellen hiervoor, maar wil alleszins geen bindende streefcijfers (p. 88).
Vlaams Belang staat voor het tegenoverstelde en stelt op p. 77: “Zogenaamd diversiteitsbeleid wordt afgeschaft in alle overheden en op alle niveaus.”
Inleiding en aandachtspunten GRIP
Personen met een handicap hebben ondersteuning nodig om in de samenleving te leven en volwaardig te participeren met behoud van persoonlijke autonomie. Het systeem van het persoonsvolgend budget en het persoonlijke assistentiebudget laat toe dat mensen het geld voor hun ondersteuning in eigen handen krijgen en zelf hun ondersteuning kunnen organiseren. Dat is goed.
De toegang tot deze budgetten zit echter vast. Nog steeds staan mensen jarenlang op de wachtlijst, blijven zij afhankelijk van hun familie en vrienden, daalt hun koopkracht en die van hun naasten doordat ze de meerkosten voor ondersteuning op zich moeten nemen. Door een tekort aan ondersteuning kunnen zij niet gaan werken, maar doen ze beroep op een uitkering. Ook de mensen die hen informeel ondersteunen zien zich genoodzaakt om hun job op te zeggen (vooral vrouwen). De fysieke en mentale gezondheid gaat achteruit, wat de druk op de gezondheidszorg opdrijft. Vlaanderen verliest aan kracht van haar menselijk kapitaal en laat een enorm potentieel onbenut.
Tegelijkertijd zijn voor duizenden mensen collectieve dagbesteding en woonvoorzieningen nog steeds de realiteit, zijn er geen gelijke rechten noch kansen om ergens te wonen wegens een verplichte afname van zorg bij een bepaalde collectieve zorgaanbieder. Het vouchersysteem domineert nog en wie voor cash kiest, kan rekenen op een pak minder overheidsinvestering. Bij de minderjarigen is de achterstand voor de keuze om zonder zorgaanbieders zelf de ondersteuning te regelen nog groter. Het gros van het VAPH-geld gaat rechtstreeks naar de multifunctionele centra terwijl de investering in PAB’s vele malen kleiner blijft. Er is geen afdoende periodieke transparante rapportage over de evolutie van de wachttijden bij de minderjarigen. Vanuit het Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden (VIPA) wordt nog steeds geïnvesteerd in collectieve dag- en woonvoorzieningen in plaats van in ‘community based services’ in functie van betaalbaar en toegankelijk wonen in de maatschappij.
Dit zijn de aandachtspunten in het Verkiezingsdossier van GRIP:
- Toegewezen budget voor ondersteuning ter beschikking stellen in plaats van uitstellen (wachtlijsten) of verminderen
- Sterkere juridische verankering van het recht op ondersteuning
- Personen met een handicap versterken en ondersteunen
- Peer counseling en peer support (uitwisseling expertise van personen met een handicap) alle kansen geven
- Opstart en uitbouw centrum onafhankelijk leven faciliteren
- De waarde van persoonlijke assistentie erkennen en uitdragen
- Sensibilisatie en versterking voor job persoonlijke assistent
- Overheidsinvestering voor cash gelijkstellen aan investering bij zorgaanbieder
- Geen instellingen meer (ver)bouwen van eender welke grootte
- Vraaggestuurde financiering bij minderjarigen realiseren
- Regel 1800-1804: “Mensen met de dringendste zorgnoden die een persoonsvolgend budget kregen en die in de hoogste prioriteitengroep werden ingedeeld, krijgen een gegarandeerde financiering zodat de wachtlijsten verdwijnen. Deze garantie kan de vorm aannemen van een open-end-financiering (waarbij het budget aangepast kan worden naargelang de zorgnoden) of via een verzekerde uitgavennorm (een kader met vastgelegde prioriteiten).”
- 41: “We kiezen voor een open enveloppe-financiering, zodat elke persoon met een beperking die recht heeft op een persoonsvolgend budget, er ook daadwerkelijk beroep op kan doen.”
- 41: “Minderjarigen met een beperking kunnen een persoonlijk assistentiebudget aanvragen, maar ook zij moeten lang wachten op een budget. We passen ook hier een open enveloppe-financiering toe.”
- 194: “We werken de jarenlange wachttijden voor een persoonlijk assistentiebudget weg.”
p. 41: “(…) evolueren op termijn ook voor minderjarigen naar een systeem van persoonsvolgende financiering.”
- p. 38: “We werken het verschil tussen cash en vouchers weg.”
- Punt 480: “Voor mensen met een beperking werken we de wachtlijst in prioriteitgroep 2 volledig weg.”
- Punt 482: “We trekken de waarde van een punt in cash en een punt in voucher gradueel gelijk.”
- Punt 483: “Voer het persoonsvolgend budget voor minderjarigen in.”
- 279: “We verplichten de overheid automatisch een budget toe te kennen aan iedereen die zorg en ondersteuning nodig heeft, ook mensen die nog familie hebben.”
- 276: “We werken de wachtlijsten weg door een budget toe te kennen aan iedereen die zorg en ondersteuning nodig heeft, ook mensen die nog familie hebben.”
- 278: “We ontwikkelen een gevarieerd en voldoende groot aanbod van diensten die er voor zorgen dat mensen met een handicap zo zelfstandig mogelijk kunnen wonen.”
- 280: “Ze moeten ook beroep kunnen doen op zorg en ondersteuning via hulpdiensten, persoonlijke assistentie (…)”
- p. 52: “een einde aan de wachtlijsten door de toegekende budgetten dadelijk uit te keren.”
- Punt 418: “Elke persoon met een handicap die vandaag wacht op een persoonsvolgend budget moet op korte termijn een passend aanbod of zorgbudget krijgen.”
Enkele globale vaststellingen
Ook bij dit hoofdstuk hebben we enkel weergegeven wat voldoende overeenstemde met onze aandachtspunten. Soms komt dit niet helemaal overeen. Zo bijvoorbeeld nemen we van cd&v de piste van de gegarandeerde financiering voor mensen in prioriteitengroep 1 op. Ook al is het aandachtspunt van GRIP dat alle mensen die een erkenning hebben voor een PVB moet gelden, het gegeven van de open end financiering op zich vinden we wel belangrijk. PVDA, Vlaams belang, Vooruit en Groen stellen de wachtlijst te willen wegwerken. Vlaams belang houdt het met een klein zinnetje zonder meer wel heel kort. Open Vld wil prioriteitengroep 2 oplossen.
Peer counseling, peer support, de erkenning en financiering van een center voor onafhankelijk leven worden niet genoemd. Politieke partijen lijken daar heel weinig affiniteit mee te hebben, of er onvoldoende het belang van in te zien.
Ook aan persoonlijke assistentie wordt over het algemeen niet of nauwelijks aandacht gegeven, noch het belang en de waarde ervan, noch het versterken ervan, noch inzetten op de job van persoonlijke assistent. Vooral Groen heeft het nog wel over persoonlijke assistentie, PVDA ook wel en Open Vld spreekt zich uit over de invoering van persoonsvolgende financiering voor minderjarigen. Geen enkele partij heeft het over een betere verankering van het recht op ondersteuning in de wetgeving. Een aantal partijen gaan wel in op het verbeteren van diensten zodat mensen in de maatschappij kunnen wonen, maar telkens vanuit het idee dat ook de keuze voor een woonvoorziening gegarandeerd moet zijn.
Er is geen partij die het duidelijk heeft over stopzetten van bouwen en renoveren van instellingen die tot institutionalisering leiden. cd&v benoemt deïnstitutionalisering als volgt: “Ongeacht of zorginstellingen kleinschalig of grootschalig zijn, hun aangeboden zorg moet op menselijke maat zijn en stevig verankerd in de samenleving. We staan voor een belangrijke verschuiving om deïnstitutionalisering te bevorderen. We zijn niet van plan om voorzieningen af te breken; in plaats daarvan willen we ze stimuleren om zich open te stellen en deel uit te maken van de gemeenschap.” (regel 1751-1754)
Inleiding en aandachtspunten GRIP
We kunnen in Vlaanderen zeker nog niet spreken van een inclusieve arbeidsmarkt voor personen met een handicap. Mensen met een handicap zijn duidelijk ondervertegenwoordigd. En werkplekken zijn in Vlaanderen nog onvoldoende omgevormd tot inclusieve werkplekken. De werkzaamheidsgraad van personen met een arbeidshandicap blijft bijzonder laag, onder de 50%. En na een jarenlange positieve trend, was er in 2022 zelfs een terugval van – 2,7% naar 46,5%. Bij personen zonder hinder steeg de werkzaamheidsgraad in 2022 tot 82,1 %. Er blijft dus een grote tewerkstellingskloof. Die bedroeg in 2022 35,6%. Het is dus essentieel om de komende jaren sterker in te zetten op de tewerkstellingskansen van personen met een handicap.
Dit zijn de aandachtspunten in het Verkiezingsdossier van GRIP:
- Monitoring, evaluatie en verbetering van individueel maatwerk
- Sensibiliseren over het recht op redelijke aanpassingen
- Persoonlijke assistentie bij tewerkstelling uitbouwen
- Sterkere begeleidende diensten die werken vanuit inclusievisie
- Toewerken naar een tewerkstellingsbreuk op maat
- Combinatieregeling deeltijds werk en uitkeringen uitwerken
- Rol van maatwerkbedrijven herbekijken om van segregatie naar inclusie te evolueren
Wat zeggen de partijen hierover concreet?
- Regel 1945 – 1948: “Personen met een handicap moeten ook de kans krijgen om aan de slag te gaan. Zij hebben recht op werk, bij voorkeur op de reguliere arbeidsmarkt. Het kader van individueel maatwerk kan een hefboom zijn. (…) moeten er genoeg doorstroommogelijkheden naar de reguliere arbeidsmarkt zijn, voor wie dit wenst.”
- Regel 1949 – 1956: “Vandaag zijn er nog te veel financiële drempels die personen met een handicap moeten overwinnen om aan het werk te kunnen gaan. Sommige mensen hebben schrik dat ze hun uitkering (gedeeltelijk) zullen verliezen als ze een paar dagen in de week gaan werken. Ook een tijdelijke tewerkstelling kan als gevolg hebben dat het vervangingsinkomen structureel verlaagd wordt, ondanks het feit dat de persoon na een periode niet lager werkt en dus ook geen andere inkomsten meer heeft. We maken komaf met deze drempels.”
- Regel 6045 tot 6048: “Sinds 1 juli 2023 is er met de komst van Individueel Maatwerk een potentiële game-changer gekomen om meer personen met een handicap kansen te geven op een vaste job. Toch zijn er nog heel wat drempels op de reguliere arbeidsmarkt, bij de overheid en in het zelfstandigenstatuut voor personen met een handicap die we willen wegwerken.”
- Regel 6053 tot 6055: “We zorgen voor meer cumulatiemogelijkheden van de inkomensvervangende tegemoetkoming met inkomen uit arbeid, zodat wie aan de slag gaat niet onmiddellijk zijn/haar tegemoetkomingverliest. Werken moet steeds lonen.”
- Regel 6074 tot 6075: “We voeren sensibiliseringsacties over het recht op redelijke aanpassingen en zorgen voor een uitwisseling van goede praktijken hiervan tussen werkgevers.”
- Regel 6213 – 6216: “Het is belangrijk dat we de doorstroom kunnen meten, zoals nu al met de AMA-meter gebeurt (vragenlijst met vier vragen over tijdsbesteding en waardering van begeleid werk; AMA staat voor ‘arbeidsmatige activiteiten’). We pleiten voor een wetenschappelijke verdieping en validering van dit meetinstrument.”
- p. 73: “De uitrol van het nieuwe individuele maatwerk volgen we van nabij op om waar nodig bij te sturen. Individueel maatwerk biedt ondersteuning aan werkgevers bij de tewerkstelling van personen met een arbeidsbeperking en aan zelfstandigen met een arbeidsbeperking. Individueel maatwerk zou de drempel moeten verlagen voor de aanwerving en tewerkstelling van personen met een arbeidsbeperking op de reguliere arbeidsmarkt door te zorgen voor een goede werkomgeving en begeleiding. We zorgen ervoor dat de werkgevers die hier gebruik van maken voldoende ondersteund en geëvalueerd worden bij het realiseren van een werksituatie op maat van de werknemer met een arbeidsbeperking en dat de professionele ontwikkeling en duurzame loopbaan van deze werknemer mee centraal staat.”
- 17: “We ondersteunen ook bedrijven uit de reguliere economie om doelgroepwerknemers te werk te stellen via het individueel maatwerk of de enclavewerking.”
- 17: “Met een financiële incentive stimuleren we ondernemingen uit de sociale economie (zoals maatwerkbedrijven) voor de doorstroom van hun doelgroepwerknemers naar reguliere jobs in de private sector, zodat er in de gesubsidieerde sociale economie extra plaatsen vrijkomen voor nieuwe instroom van de meest kwetsbare werknemers.”
- Punt 36: “We moeten dan ook af van het alles-of-nietsverhaal: wie kiest voor deeltijdse re-integratie mag niet worden gesanctioneerd door het verlies van de uitkering of sociale voordelen. Integendeel, kiezen voor werk moet altijd meer opbrengen dan inactief blijven.”
- Punt 37: “(…) Maatwerkbedrijven die er in slagen om werknemers succesvol te laten doorstromen naar individueel maatwerk of reguliere jobs, belonen we.”
Onze aandachtspunten worden niet duidelijk overgenomen.
Onze aandachtspunten worden niet duidelijk overgenomen.
Onze aandachtspunten worden niet duidelijk overgenomen.
Enkele globale vaststellingen
cd&v, Vooruit, Groen, Open Vld en PVDA willen inzetten op versterking van maatwerkbedrijven en sociale economie en uitbreiding van aantal arbeidsplaatsen daar om zoveel mogelijk mensen een job te geven. Het partijprogramma van cd&v geeft veel aandacht aan verschillende vormen van tewerkstelling. De sociale economie wordt benoemd als een onderdeel van de reguliere economie. Er wordt veel aandacht besteed aan de uitwisseling en doorstroming tussen de systemen. Vooruit en PVDA leggen de nadruk op een degelijke subsidiëring van maatwerkbedrijven zodat ze niet financieel rendabel moeten zijn en de sociale opdracht kan primeren. Groen ziet sociale economie heel breed. Open Vld wil wie in maatwerkbedrijven aan de slag kan opentrekken. Groen wil ervoor zorgen dat overheden gemakkelijker bij bedrijven uit de sociale economie zouden kunnen aankopen. Dat houdt een versterking van maatwerkbedrijven in, terwijl men ook de keuze zou kunnen maken om zich juist te richten op reguliere bedrijven die inspanningen doen om inclusieve werkvloeren te worden.
Bijkomend: een aantal partijen stellen maatregelen voor naar private werkgevers toe. Zo wil Groen “net als bij de Federale overheid grote ondernemingen ook verplichten om een aantal functies voor te behouden voor mensen met een beperking.” En zegt Vooruit in punt 926 dat “de minister van Werk werkt per sector gedragscodes, positieve acties of diversiteitsplannen uit moet werken” om dan “de financiering resultaatsaansprakelijk te maken naar het voorbeeld van de Vlaamse sectorconvenants.” PVDA wil dat “5 procent van de jobs in de openbare sectoren en privébedrijven met meer dan 20 werknemers aangepast is voor mensen met een handicap.” cd&v wil mensen met een handicap meer inspraak geven bij arbeidsmarktbeleid.
Inleiding en aandachtspunten GRIP
Het is zeer moeilijk om een goed gelegen, betaalbare en gepaste woning te vinden. Door de extra kwetsbare inkomenspositie van mensen met een handicap is betaalbaarheid nog belangrijker. Ook stijgende energiekosten wegen harder door. Woonkosten wegen ook veel harder door bij mensen met een handicap dan bij mensen zonder handicap. Eurostat legt de grens voor een te zware woonkost op 40% van het beschikbare huishoudinkomen. Daarbij wordt rekening gehouden met alle kosten voor de huur of aflossing van de lening. In 2020 leefde 12% van de personen met een handicap in een huishouden met een woonquote van minstens 40%. Bij de personen zonder handicap lag dat aandeel op 5%. Personen met een handicap zijn veel meer dan anderen aangewezen op huren. In 2020 woonde 35% van de personen met een handicap ouder dan 18 jaar in een huurwoning. Bij personen zonder handicap gaat het om 19%. Dit aandeel voor laatstgenoemden bleef afgelopen jaren relatief stabiel, maar het aantal mensen met een handicap dat huurt nam toe. Huren ondersteunen vanuit de overheid is voor personen met een handicap dus extra belangrijk. Wie specifieke noden heeft omwille van de handicap vindt nog moeilijker een gepaste woning. De meeste woningen in ons land zijn onaangepast. Er is een algemeen tekort aan aangepaste of aanpasbare huur- en koopwoningen, zowel op de private en de sociale woonmarkt als bij nieuwere woonformules. Bovendien zijn woonomgevingen en openbaar vervoer evenmin voor iedereen toegankelijk. Het principe van universal design / universeel ontwerp is onlosmakelijk verbonden aan kwalitatief en duurzaam wonen voor iedereen. Maar ondanks de urgente nood lukt het niet om die aangepastheid te verankeren in ons woonbeleid. Aanpasbaar en aangepast bouwen staat nog in de kinderschoenen; hoewel dit ook gezien een verouderende bevolking een must is. Bij aangepaste woningen is er niet zelden de verwachting of verplichting dat er een bepaald zorgaanbod wordt gebruikt bij een bepaalde aanbieder. Het gebrek aan betaalbare toegankelijke woningen is een van de redenen waarom mensen in een instelling gaan wonen, en is een van de redenen waarom ze er niet uit geraken. De toegang tot aangepaste woningen is dan ook een van de 12 principes van onafhankelijk leven. Dit zijn de aandachtspunten in het Verkiezingsdossier van GRIP:- Veel forser inzetten op sociale huurwoningen
- Meer inzetten op huursubsidies en de stijging van de private huurprijzen tegengaan.
- Aantal aanpasbare en aangepaste woningen uitbreiden: bouwverordening
- Zorgen voor toegankelijke sociale woningen
- Terugbetaling van aanpassingen vereenvoudigen en uitbreiding overwegen
- Lichtere toegankelijkheidsaanpassingen aan bestaande woningen stimuleren
- Praktijktesten om discriminatie op de huurmarkt te bestrijden
- Toegang tot betaalbare schuldsaldoverzekering
- Regel 10668-10670: “Een Vlaamse stedenbouwkundige verordening moet zorgen voor een verplichte toegankelijkheid van appartementen bij nieuwbouw of ingrijpende renovatie, zowel voor de gemeenschappelijke delen als de individuele wooneenheden.”
- Regel 8217-8218: “Er moet een nieuw Bindend Sociaal Objectief komen dat bepaalt hoeveel bijkomende sociale huurwoningen een gemeente op haar grondgebied moet realiseren. Dat moet afdwingbaar zijn.”
- Regel 8219-8220: “Voor private ontwikkelaars moet er een nieuw kader komen voor het afdwingen van de bouw van sociale woningen en betaalbare woningen bij nieuwe bouwprojecten van een bepaalde grootte.”
- Regel 9349-9351: “Een betaalbare schuldsaldoverzekering bij het aankopen van een huis blijft een prioriteit. Het recht om vergeten te worden, moeten we uitbreiden naar mensen met een chronische ziekte of mentale aandoening.”
- 124: “We verdubbelen het aantal sociale huurwoningen.”
- 47: “Woonmaatschappijen en lokale overheden dienen meer gronden en panden te verwerven om extra huisvesting te voorzien. We voorzien een goed financieel kader om bestaand patrimonium op te kopen. Het patrimonium waar ze reeds over beschikken, houden ze stevig in handen. Zo garanderen we ook op de lange termijn een doortastend woonbeleid.”
- 47: “De herinvoering van een sociale norm verplicht bouwpromotoren om in elke ontwikkeling een deel sociale huurwoningen te voorzien. Zo versnellen we de noodzakelijke uitbreiding van het sociaal huuraanbod. Ook de reconversie van leegstaande woningen en kantoorgebouwen kan bijkomende capaciteit leveren.”
- 47: “We formuleren een nieuw, ambitieuzer Bindend Sociaal Objectief (dit zijn doelstellingen per gemeente). Gemeenten die vandaag al goed presteren en extra sociale woningen willen bouwen, moeten op steun kunnen blijven rekenen. Gemeentes die onder het BSO blijven, worden hier consequent op aangesproken. Onwillende gemeentes krijgen een financiële sanctie opgelegd. Deze is voldoende hoog om hen alsnog te responsabiliseren. Als er toch een boete betaald wordt, komt dit boetegeld terecht in een fonds dat enkel dient voor het bouwen van nieuwe sociale huisvesting.”
- 55: “Door middel van een verordening met toegankelijkheidsvereisten op gewestelijk niveau zorgen we dat nieuwbouwwoningen en vernieuwbouw ook voor personen met een beperking toegankelijk zijn in de toekomst. Een ‘Design for all‘ kost niet extra maar kan veel toekomstige kosten uitsparen.”
- p. 14: “Groen wil de antidiscriminatiewetgeving handhaven door proactieve praktijktesten uit te voeren bij zowel makelaars als particuliere verhuurders.”
Onze aandachtspunten worden niet duidelijk overgenomen.
- Punt 117: “Om gelijke kansen te waarborgen voor iedereen, zetten we in op praktijktesten op de huurmarkt. Eventuele discriminatie kan zo objectief in kaart worden gebracht. Het zal niet alleen zorgen om dit aan te pakken in individuele gevallen, maar ook om bewustwording te creëren over de gevolgen van discriminatie voor onze samenleving.”
- 237: “Daarom willen wij volop investeren in de bouw en renovatie van sociale woningen. We tekenen, op basis van de woonnood, voor elke gemeente een groeipad uit. Voor centrumsteden, waar de woonnood het allerhoogst is, streven we op middellange termijn naar minimaal 20 procent sociale woningen. Voor de andere gemeenten leggen we de lat op minimaal 10 procent sociaal wonen. We leggen de streefcijfers per gemeente opnieuw vast in een sociaal objectief. We zorgen ervoor dat het sociaal objectief deze keer echt bindend is voor gemeenten en dat het kan afgedwongen worden. Dat is nu niet het geval.”
- 244: “Publieke gronden verkopen we niet langer aan projectontwikkelaars. In de plaats daarvan komt de uitgifte in erfpacht voor een bepaalde termijn.”
- 282: “We willen meer sociale woningen aanpassen voor mensen met een beperkte mobiliteit.”
- 282: “Wij vragen daarnaast om hulpmiddelen op maat, zoals een lift of woonaanpassingen, volledig terug te betalen.”
- 231: “We leggen een bovengrens op voor huurprijzen per wijk of gemeente aan de hand van objectieve criteria zoals comfort, energieverbruik, de ligging en het aantal kamers.”
- p. 277: “We detecteren en bestraffen discriminatie tegenover mensen met een handicap op de private woonmarkt met praktijktesten.”
Onze aandachtspunten worden niet duidelijk overgenomen.
- Punt 171: “We voorzien een noodprogramma dat leidt tot 115.000 extra sociale huurwoningen tegen 2050. Om deze doelstelling te bereiken, wordt een forse investering voorzien.”
- Punt 164: “Publieke gebouwen en publieke gronden met een woonbestemming worden niet langer verkocht aan private actoren, maar in erfpacht gegeven”
- Punt 166: “Met de invoering van een ‘huurprijsrem’ worden verhuurders bij nieuwe contracten verplicht om hooguit de richthuurprijs volgens de Huurschatter te volgen, mits een beperkte marge.”
- Punt 186: (over huurmarkt): “Daarom voeren we praktijktesten in die het mogelijk maken om de discriminerende verhuurder individueel te sensibiliseren en bij herhaaldelijke overtredingen te bestraffen.”
Enkele globale vaststellingen
We zien grote verschillen tussen de partijen op het vlak van de voorstellen rond Wonen. Een deel ervan (Groen, PVDA, cd&v en Vooruit) neemt een heel deel aandachtspunten van GRIP op in hun programma. Bij een ander deel (Vlaams Belang, N-VA, Open Vld behalve het inzetten van praktijktesten) vinden we geen aandachtspunten duidelijk terug. Dit betekent niet altijd dat deze partijen niets schrijven over wonen. Open Vld bijvoorbeeld heeft een behoorlijk aantal voorstellen geschreven over wonen. De partij wil bijvoorbeeld drempels wegnemen die verhinderen dat je vrij kan kiezen met wie je samenwoont. N-VA is wel voorstander van een bijkomend aanbod kwalitatieve sociale huurwoningen maar wil dat de woonmaatschappijen sociale huurders laten doorstromen naar de private huurmarkt zonder voldoende maatregelen voor te stellen hoe daar de betaalbaarheid gegarandeerd wordt. Vlaams Belang wil wel “meer financiële stimuli voor de lokale overheden vanuit de Vlaamse overheid om betaalbare woningen te realiseren op hun grondgebied.” Maar wat “betaalbaar” is wordt niet duidelijk. en sociaal wonen of sociale huisvesting wordt in het geheel niet vernoemd. Vlaams Belang stelt wel dat de bouw en renovatie van sociale woningen versneld moet worden, maar bij de concrete voorstellen gaat de partij niet hier op in maar wel op voorstellen om de toegang voor bepaalde groepen mensen te beperken. (p. 39)
Er worden wel voorstellen gedaan rond huurpremie en huursubsidie (bijvoorbeeld Vooruit, cd&v, Vlaams Belang) maar geen structurele inzet om de te hoge huurprijs overbrugd te krijgen, zoals GRIP voorstelt.
Vooruit, PVDA, Groen en Open Vld vermelden praktijktesten tegen discriminatie als middel om discriminatie op te sporen. Open Vld vermeldt geen sanctionering, Vooruit, Groen en PVDA wel. Vlaams Belang pleit voor de tegenovergestelde richting: “geen invoering van praktijktesten voor het afsluiten van huurcontracten.” (p. 41).