Search
Close this search box.

Ruimte voor een kritisch en autonoom middenveld (N-VA)

Samenvatting

De N-VA verwacht dat het gesubsidieerde middenveld de politieke lijnen van de overheid volgt. In het geval van het sociaal-cultureel werk wordt ook expliciet gemaakt dat gesubsidieerde organisaties niet meer verwacht worden te opiniëren of actie te voeren.

Impactanalyse

Het beleid dat N-VA voorstaat, is een volledige inperking van de kritische rol en autonome ruimte van middenveldorganisaties en de culturele sector. Dit betekent minder ruimte voor de belangenbehartiging van minderheden en kwetsbare groepen en nog minder kritische controle op het beleid van de overheid en de bescherming van onze democratische rechtsstaat.

Relevante passages uit het partijprogramma van N-VA

“Als er belastinggeld geïnvesteerd wordt in cultuur, moet gemeenschapsvorming een toetssteen zijn. Wie middelen van de gemeenschap ontvangt, mag ook iets terugdoen voor de gemeenschap. De overheid mag niet bepalen wat de inhoud van onze cultuur moet zijn – dat is aan de creatievelingen – maar bepaalt wel de finaliteit van de inzet van het belastinggeld. En voor de N-VA is die finaliteit gemeenschapsvorming.” (p. 91)

“In het sociaal-cultureel werk waarderen wij het civiel perspectief, dat verenigingen toelaat om zich rond een bepaald thema te verenigen en daarrond een werking uit te bouwen, maar de N-VA wil geen belastinggeld om louter opiniëring, activisme of het tegen elkaar opzetten van gemeenschappen te financieren. Iedereen mag vrij zijn mening uiten, maar de overheid moet die meningen niet subsidiëren. Wij willen de middelen concentreren bij organisaties die in de eerste plaats een sociale en culturele invulling geven aan hun werking, wat de essentie van cultuurbeleid is.” (p. 92)

“We schaffen de integratie-industrie af en gaan voor een radicale ommezwaai in ons Vlaams integratiebeleid. Doelgroepenbeleid dat erop gericht is om segregatie of parallelle samenlevingen in stand te houden, heeft geen plaats in dat verhaal. We stoppen de ondersteuning van vzw’s en belangenorganisaties die in dat oude verhaal blijven hangen.” (p. 106)